Brandstof
Eeuwenlang was turf de belangrijkste brandstof. De mensen gebruikten het om hun huis warm te stoken en om op te koken. De Rijssenaren haalden hun turven uit de Borkeld, een gebied dat bij Rijssen hoorde. De grond op de Borkeld bestond uit veen. Als je daar blokken uit stak en ze liet drogen, ontstond er turf.
Zuinig
De Rijssenaren waren heel zuinig op hun turfvelden. Ze wisten dat de turf op een gegeven moment op zou zijn. Daarom werd in de stadsregels van de 18de eeuw vastgelegd dat iedere burger niet meer turfkuilen mocht hebben dan nodig voor eigen gebruik. Vreemdelingen die stiekem turf staken in de Rijssense kuilen kregen een flinke boete.
En wij dan?
De Holtenaren wilden hun huis in de winter ook warm kunnen stoken. Zij trokken zich niks aan van het verbod van Rijssen om turf te steken op de Borkeld. In de zomer 1776 had het stadsbestuur van Rijssen er genoeg van. Ze besloten om alle turf van de Holtenaren kapot te slaan.
Wraak
Boze mensen uit omgeving trokken na het vernietigen van de turf naar Rijssen. Ze staken de turven die lagen te drogen in de brand of namen ze mee. Ook richtten ze veel vernielingen aan. Hierop greep de baas van Twente in. Niemand mocht zonder toestemming turf steken, afgraven, roven of vernielen. Wie betrapt werd, kreeg een boete van 50 goudguldens.
Nieuw gebied
Toen alle turf op de Borkeld afgegraven was, gingen de turfstekers aan het werk aan de noordkant van Rijssen. Tot het midden van de jaren veertig van de 20ste eeuw zijn er miljoenen turven gestoken tussen Rijssen en Wierden.