Rond het jaar 1900 werden veel coöperaties opgericht. Deze coöperaties waren een vorm van economische emancipatie voor het volksdeel dat weinig bezat. Via de coöperatie konden producenten (vooral boeren) zich verenigen en zo gezamenlijk doelen bereiken die individueel onhaalbaar zouden zijn geweest, vooral op het gebied van investeringen. Zo kwamen supermarkten, zuivelcoöperaties, bloemen- en tuinbouwveilingen, boerenleenbanken en onderlinge verzekeringsmaatschappijen tot stand.
Boodschappenboekje
In Rijssen ging de eerste coöperatie in 1896 van start: de coöperatieve Bakkerij en Winkelvereniging "Rijssen". Het doel was gezamenlijk levensmiddelen in te kopen tegen zo laag mogelijke prijzen en de winsten te doen strekken ten voordele van de leden. De vereniging begon met een bakkerij en een kruidenierswinkel aan de Haarstraat. Leden konden aandelen à f 5,‒ kopen. Elk lid kreeg een boodschappenboekje, waarin de bestede bedragen opgeschreven werden. Over het totaal werd dan aan het eind van het jaar een bepaald percentage uitgekeerd. Een aantrekkelijke spaarvorm, die de plaatselijke middenstand concurrentie aandeed, omdat de massale inkoop aanmerkelijk goedkoper was. De coöperatie liep vanaf het begin als een trein. Vijf jaar na de oprichting bedroeg de omzet al f 144.771.90. De 529 leden kregen 18½% rente uitgekeerd. De productie van de bakkerij bedroeg 612.000 pond roggebrood en 249.000 pond wittebrood. Daarnaast verkocht men 164.000 pond gerstemeel, 232.000 pond lijnmeel, 180.000 pond maïsmeel, 27.000 pond koffiebonen, 23.000 liter raapolie en 75.000 liter petroleum.
Concurrentie
Het is onmiskenbaar dat die coöperatie fikse klappen uitdeelde onder de middenstanders. De krant schreef daar ook openlijk over: "Dat deze vereeniging de verdiensten der neringdoenden, die dan ook allen klagen, een grooten slag heeft toegebracht, kan men hieruit opmaken, dat in 1902 omgezet werd voor de kolossale som van f 144.771,40, terwijl den leden, na de noodige afschrijvingen, een winst van 18½% kon worden uitgedeeld. De vereeniging, die nog steeds in bloei toeneemt, heeft het perceel van den heer R., grenzende aan den winkel op de Haar, aangekocht voor f 3.600,‒ dat tot bakkerij en kolenloods zal worden ingericht, terwijl de bestaande bakkerij bij den winkel, die te klein werd, zal worden aangetrokken. 1 Juli a.s. zal de verbouwing en vergrooting beginnen."
Invloed Ter Horst
De leden bleken voornamelijk arbeiders te zijn, die werkten bij de firma Ter Horst. De jutefabrikant juichte de bouw van de coöperatie toe: hoe minder de arbeiders hoefden uit te geven, des te lager konden de lonen gehouden worden. Ter Horst heeft vermoedelijk ook een handje geholpen bij de bouw van het eerste pand. Bij de sloop kwamen gietijzeren draagkolommen tevoorschijn van Engelse makelij, zeker niet de goedkoopste. De jute-firma had ook nog een appeltje te schillen met de middenstanders, omdat ze bij een eerste (veel kortere) staking zo welwillend geweest waren op de pof te leveren. "Viej schrieft het wal efkes an", zeiden ze… . Bij de grote staking in 1906 bleef de coöperatie dan ook beleefd terzijde. Terwijl uit het hele land royaal brood, rozijnenwegge en krentenmik geschonken werd, kon de coöperatie er alleen met kerst niet onderuit de leden een gratis krentenbrood te schenken.
"Stoetenweenkel"
Verkoopster Dika Geerling (Dika van 't Trot, 1921) kan zich bij navraag de gang van zaken in de "stoetenweenkel" nog gedetailleerd herinneren. Zo hanteerde de winkel nog ouderwetse maten als een "oord" en een "maat". Alles werd handmatig gewogen en verpakt: een dichtgevouwen tuitzakje suiker moest zonder te scheuren tegen de zoldering gegooid kunnen worden. Brood verkochten ze per 10 pond en 5 pond, zuur of zoet, donker of licht en later ook zwart (met stroop erin verwerkt). Dika werkte van 7.30 tot 12.30 uur en van 14.00 tot 18.30 uur. Die tijden waren afgestemd op de werktijden bij Ter Horst. Op 27 oktober 1972 werd de coöperatie opgeheven.