Gevaarlijk
In de Middeleeuwen was reizen niet zo makkelijk als nu. De meeste (zand)wegen waren blubberig en moeilijk begaanbaar. Reizen duurde lang en het was lang niet altijd veilig onderweg. Soms werden reizigers overvallen door struikrovers. Daarom gebruikten de inwoners van Bathmen de Schipbeek voor het vervoer van mensen en spullen. Landbouwproducten zoals hout, kalk, koehaar, wit zand en ijzeraarde (oer) gingen naar Deventer'. Linnen, garens, tabak, huiden en vis gingen richting Duitsland. Voor het vervoer van goederen over de Schipbeek, moest in 1576 tol worden betaald aan Deventer.
Beter bevaarbaar
Helaas was de Schipbeek maar een deel van het jaar bevaarbaar. In de zomer konden ze vaak niet varen, omdat het water te laag stond. In de lente en in de winter konden ze vaak niet varen, omdat er vaak overstromingen waren. In de lente van 1744 brak de Snippelingsdijk door tijdens een overstroming. Er werd toen een plan bedacht om de beek beter bevaarbaar te maken. De Schipbeek werd uitgegraven en met de uitgegraven aarde werden kaden en lijnpaden (jaagpaden) aangelegd langs de beek. Op sommige plaatsen kwamen er bruggen, maar er waren ook doorwaadbare plaatsen. Op die plekken kon je door het water oversteken, zoals bij de Veerbrug en bij Huize de Menop. In de bocht bij Huize de Menop was zelfs een klein haventje.
Speciale boten
Op de Schipbeek voeren zompen, net als op de Regge en de Vecht. Deze schepen waren speciaal ontwikkeld voor ondiep vaarwater. Ze waren ongeveer 12 meter lang en 2,5 meter breed. Als het waaide, konden de schepen zeilen. Als de schepen naar Deventer voeren hadden ze op de heenreis de stroom mee, maar op de terugreis voeren ze tegen de stroom in. Als het dan windstil was, werd de boot vooruit getrokken door de schippersknecht. Hij liep over het lijnpad en trok met een lijn de boot voort. De schipper moest ervoor zorgen dat de boot in het midden van de beek bleef.
Overnachten
De zompen hadden maar een heel kleine ruimte waarin de schipper en zijn knecht konden slapen. Daarom kozen veel schippers ervoor om in een schipperscafé te overnachten, zoals in Huize Beekhof. Huize Beekhof heette vroeger 'de Schute'. Bij de Schute werden onder andere suiker, jenever, koffiebonen en turf gelost. Als er turf werd gelost gaf de schoolmeester dat via de leerlingen door aan de ouders, zodat er voorraad kon worden ingeslagen. De Pothaar, de Bonte Os, en de Scheperboer in Loo waren ook schipperscafé s. De Pothaar is nu een museum en je kunt er met een zomp varen.
Trein
In 1888 kreeg Bathmen een station. Sindsdien werden er steeds minder goederen via de Schipbeek vervoerd. De beek verloor haar functie als vaarweg. Nu zorgde de beek alleen nog voor veel wateroverlast, zeker voor de boeren. Tussen 1930-1940 werden er daarom stuwen in de Schipbeek gebouwd. Hierdoor kwam er een einde aan de overstromingen.
‘Tot ziens ontdekkingsreizigers, mijn rondleiding zit erop. Neem de herinneringen die je hier hebt gemaakt voor altijd met je mee en deel ze met anderen. Met je retourticket kun je weer terugreizen naar het nu. Binnenkort hoop ik je weer te zien op een nieuwe reisbestemming. Tot later!'