Uit deze financiële constructie maken wij op, dat Looman - vermoedelijk via een voorfinancieringsakte gepasseerd in Almelo (want niet in Friesland) tussen januari en augustus de molen heeft gerealiseerd. Wel vinden we opnieuw bij notaris Bokma een interessante akte, waarbij Looman middels een obligatie van 4000 gulden zich in de schulden steekt bij jhr. F.H. van Beyma thoe Kingma als schuldeiser. Ruim een jaar later probeert dezelfde Looman “Welgelegen” aan de jonkheer te verkopen, doch de transactie wordt ‘ingehouden’. Moeten we aannemen dat Looman van de verkoop afziet omdat de hoogte van de prijs hem niet aanstaat ? Bunskoeke schrijft namelijk dat in januari 1851 Gooitzen M. van Terwisga toestemming vraagt ‘tot het in werking brengen der molen op de Fok’. Tresoar biedt ons op haar internetsite evenwel geen koopacte om die transactie te bevestigen. Evenwel, uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 12 februari 1864, waarbij de “ hechte, zeer beklante Koren-en Pelmolen, in 1849 nieuw gebouwd en uitmuntend onderhouden, op de Fok te Heerenveen, met Wagenhuis, Stroohok, Steenen varkenshok, Stalling voor 2 paarden, Hooischuur, Tuin en Erf, enz.” door notaris G. Boschloo, op verzoek van notaris W.A. Evertsz te Oldeboorn op 24 februari 1864 in veiling wordt gebracht, blijkt dat G. van Terwisga inderdaad de eigenaar is geweest.
Het vervolg hierop is een beetje rommelig. Nieuwe eigenaar burgemeester jhr. mr. F.H. van Beyma thoe Kingma laat huurmolenaars Mulder en Slagman tot 1872 bedienen. Dat jaar koopt molenaar Johannes Melis Tjepkema, die in de Heerenveense gemeenschap een dermate invloed heeft gehad, dat de naam ‘Welgelegen’ zelfs door de volksmond vaak wordt ingeruild voor ‘Tjepkemamolen’.
Het was hij die na jaren hinder te hebben ondervonden van de groeiende bomen van met name het pand van de burgemeester “Mariënbosch” (die hem de wind uit de zeilen neemt), besluit tot het verhogen van het molenlichaam met circa 20 voet. Daardoor verbetert de windvang aanzienlijk. Dat is geweest in het jaar 1898. Rond 1911 neemt Tjepkema Sake Heemstra als molenaar in dienst. In 1920 verkoopt hij de molen aan Saakje Maat, de vrouw van koopman-in-veevoeder Abele A. Wisman. Jan van Dam Hzn. neemt het 1923 over, maar moet het in 1926 verkopen aan de N.V. Oliefabrieken D. Woltman, die het voor sloop aanbiedt aan Geert Reen. Door de overdracht aan de vereniging ‘De Hollandsche Molen’ te Amsterdam schrikt de gemeente Aengwirden wakker en komt in september 1931 in het bezit van de molen. In HIP-Time 73 hebben we daar al eens het een en ander over geschreven.
Regelmatig duiken er nieuwe plannen voor bestemmingen van het pand op. Soms om van te rillen en een andere keer hartverwarmend. In november 1933 concludeert het Nieuwsblad van Friesland een ‘staat van verval’ en meldt tegelijk dat de gemeente een nieuw rietdek zal laten aanbrengen en een aantal noodzakelijke reparaties doen uitvoeren. Het blijkt uit het bericht, dat er op dat ogenblik als bergplaats voor brandweermateriaal wordt gebruikt. Ter gelegenheid van de feestweek bij het 40 jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina van eind augustus 1938 wordt de molen smaakvol en feeëriek, dus sprookjesachtig verlicht met honderden elektrische lampjes langs de contouren van de wieken en de bovenbouw. Over de oorlogsbelevenissen van de molen is weinig bekend, maar naast de brandweer heeft vermoedelijk de plantsoenendienst het gebouw ook voor materiaalopslag gebruikt.
Maar op 26 januari 1948 richt het bestuur van de Cultuurgemeenschap Heerenveen zich tot de burgerij met een oproep om ook financieel te helpen de betekenis van de molen als bouwkundig element in het totaalbeeld van Heerenveen. Er is in totaal fl.6500,- nodig om het verval tegen te gaan en een grondige restauratie mogelijk te maken. De overheid belooft bij te dragen onder het voorbehoud, dat de burgerij daartoe het voortouw neemt. Enkele duizenden guldens vanuit de burgerij moeten duidelijk maken, dat de burgers het karakteristieke silhouet van de plaats kan worden behouden. Mej. A.G. Spiele, secretaresse van de Cultuurgemeenschap zal de penningen graag in ontvangst nemen en registreren, net als de Heerenveense Koerier. Regelmatig brengt zij via de krant een lijst van schenkingen met de initialen van de goede gevers onder de aandacht van de lezers. Het doel van duizenden guldens wordt weliswaar niet bereikt, maar bij een werkbezoek van de koningin in 1949 is reeds een deel van de restauratie door molenmaker Bremer uit Adorp afgerond. Naar aanleiding van die grote restauratieklus stelt de Heerenveense Koerier in haar nummer van 12 mei 1950 in haar rubriek ‘Vakmensen vertellen van hun beroep. (X) Molens bouwen leer je in de praktijk’ ruimte beschikbaar voor leden van de Firma Thomas Bremer - vader en twee zoons - om over hun ambacht te vertellen. De journalist vertelt gedesillusioneerd te zijn op twee terreinen. Allereerst worden er al jaren geen nieuwe molens meer gebouwd omdat daartoe geen opdrachten meer worden verstrekt. Er wordt enkel nog gerestaureerd ? De tweede teleurstelling van de krantenman is, dat ondanks de wieken en de stelling zeer decoratief is, maar dat de molen ‘zo dood is als een pier’. Het klepperen van de zeilen en het gekreun van de maalstenen kan alleen maar de zaak tot leven brengen.
In deze decoratieve toestand knipte onze fotograaf voor de Leeuwarder Courant de Tjepkemamolen of molen Welgelegen aan het Molenpad in 1950. Die foto is nu onderdeel van het fotoarchief van het Museum Willem van Haren met als fotonummer 01854.
Zoals de bomen van het buiten van Jonkheer van Beyma thoe Kingma de wind uit de zeilen heeft genomen van ‘molen Welgelegen’, heeft diezelfde molen gezorgd voor een geweldige slagschaduw. Het is voor de eerste of één van de latere bewoners reden geweest om het woonhuis met afgeknotte zadeldak op de zuidoostelijk hoek van het Molenpad en de Hepkemastraat de toepasselijke naam “Molenschauw” op de topgevel aan te laten brengen. De ‘Dikke van Dale’ kent het literaire woord ‘schauw’ en geeft als verklaring ‘schaduw'. Dat woonhuis met werkplaats is bij bouwvergunning nr. 417 door de gemeente Aengwirden toegestaan op 29 februari 1916 aan Albert Gerbens Landstra, verver te Heerenveen, maar afkomstig uit Grouw. Het kadastrale perceel Tjalleberd A-6667, groot 22.20 are - eigenaar Jacob Hepkema c.s. - wordt daarvoor aangewezen. Het kadaster stelt later vast dat Landstra 2 are 35 centiare van dat perceel heeft gekocht, maar de bouwvergunning spreekt van 240 m2. Landstra krijgt van de Heerenveensche Onderlinge Brandwaarborgvereniging een kapitaal van 2000 gulden, welke bij het verlaten van het huis wordt afgelost. Als bijzonderheid kunnen we Landstra nog de ‘credits’ toekennen, dat hij met zijn ‘bedrijfsbord’ aan de Fok ons ‘sneupers’ de mogelijkheid heeft geboden een prentbriefkaart redelijk nauwkeurig te kunnen dateren. Bovendien kennen we nu zijn specialismen: ‘huis-, rijtuig-en decoratieschilder’
Als huisnummer krijgt het vanaf 9 mei 1916 het huisnummer 47a aan de Fok. Het westelijke deel van dat straatje is al aangelegd door uitgever Jacob Hepkema vóór 1915 en het gemeentebestuur van Aengwirden besluit op 20 februari 1925 die straat de naam “Jacob Hepkemastraat” te geven. Landstra verhuist na ruim twee jaar op 8 mei 1918 en wordt in het huis opgevolgd door rustend-veehouder Jille Murks de Groot uit Oosterzee. Deze heeft het gekocht en verblijft er slechts gedurende één jaar. Misschien is voor de familie de Groot de ‘schaduw’ te deprimerend geweest, getuige een verkoopadvertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 10 september 1918. Deze keer is het de heer Jacob Hepkema c.s., die het twee jaar oude huis met stenen hok van 9 bij 4.5 meter op een vrij terrein per mei 1919 in de verhuur doet. Dr. A.M. Valeton, leeraar scheikunde aan de Rijks Hogere Burgerschool draagt met zijn vrouw er op 17 juli 1919 de koffers naar binnen. De heer en mevrouw Valeton-Mijsberg koesteren op 11 december 1921 niet alleen de geboorte van hun dochter Anna Maria, maar eveneens hun adres ‘Molenschâuw, Heerenveen’. (Advertentie 13-12-1921) Kort daarvoor hebben ze bovendien bericht gekregen, dat hun huis bij de Volkstelling nu het straatadres Fok 134 heeft gekregen. Op 22 juli 1922 vertrekt de familie Valeton naar elders en wordt Gerrit Overkamp, inspecteur Registratie en Domeinen de bewoner. Krap een jaar later verhuist deze naar Heerenveen-Schoterland en wordt Nicolaas Krop, amanuensis van de R.H.B.S. de nieuwe bewoner. Deze komt uit Amsterdam per 14 maart 1923. Zijn gezinskaart laat zien dat hij vanaf 1930 als adressering gebruik mag maken van de Jacob Hepkemastraat nr. 26 te Heerenveen (Aengwirden). Overigens krijgt Nico Krop ook bekendheid als brandweerman, die vanaf de molenstelling of omloop in het vangzeil springt die door zijn collega’s wordt bediend. De straat, waaraan de molen ‘Welgelegen’ is gesitueerd, is heel lang alleen bereikbaar geweest langs het ‘onofficiële’ Molenpad of Molenreed als verbinding naar de Fok. In 1932 komt daar verandering in omdat de straat wordt doorgetrokken naar de Van Maasdijkstraat. Bij besluit van 28 mei 1935 krijgt de straat vanaf de bocht van de Woltmanstraat tot de Van Maasdijkstraat als naam “Tjepkemastraat”. Een eerbetoon aan wijlen Johannes Melis Tjepkema (1845-1923).
2015, 20 februari-Wibbo Westerdijk-HIP- backup