Tot in de tiende eeuw woonden de mensen in onze contreien meest op hoger gelegen droge plekken, kempen of kampen, afgeleid van het Romeinse woord “campina” dat is velden of weiden. In onze gemeente was dat met name op de Schijf, een groot lichtelijk bol gebied van circa 1 bij 2 kilometer tussen Voort en Biest aan de zuidkant en Westerwijk aan de noordkant. Deze verhoging is veroorzaakt door zandafzetting in de ijstijden. Zo’n zandplaat waar al sinds het begin van onze jaartelling landbouw op verricht werd, wordt een esdek genoemd. Op zo’n esdek hadden de mensen geen vaste woning. Ze legden een akker aan en bouwden er een hut bij. Als de grond uitgeput raakte begonnen ze op een andere plek een nieuwe akker waar ze ook weer bij gingen wonen. Zo is het gegaan tot de tiende eeuw.
In de tiende eeuw begon het klimaat snel droger te worden. Daardoor werden de hoger gelegen akkers te droog, en werden de mensen gedwongen te gaan wonen op lagere stroken tussen natte gebieden en de hoogtes waar ze vandaan kwamen in. Vanaf die tijd vestigen ze zich in vaste woningen van waaruit ze de hoger gelegen akkers blijven bewerken, zodat op den duur het hele esdek bedekt is met akkers.
Op die lagere plekken ontstaan in de loop van honderd jaren rond het jaar 1000 groepjes woningen. Zo’n plek wordt een heerdgang of herdgang genoemd. Door het onderling verkeer tussen de herdgangen ontstaat een netwerk van zandwegen. Hier ligt het ontstaan van veel dorpen. Daarom wordt deze periode de tijd van de dorpenvestiging genoemd.
Literatuur
Ed van Hees, De Oude Biest – een reconstructie. Bronnenonderzoek naar de vorm en functies van de “biest” van Biest-Houtakker. Biest-Houtakker, juli 2015.
F. Theuws, De nederzettingsontwikkeling in de Middeleeuwen: een model en enige thema’s voor toekomstig onderzoek. In: F. Theuws en M. van der Heiden (red.), De archeologie van de Brabantse akkers. Toegelicht aan de hand van het onderzoek van de UvA in Veldhoven. Amsterdam: Diachron, 2011, 60 – 77. ISBN 978 90 788863 00 7