Op Gorp wordt Jan Hendrickx geboren.

Hij ontwikkelt zich tot de geleerde Johannes Goropius Becanus.

Johannes Goropius Becanus (1519 - 1572) is de belangrijkste geleerde die Hilvarenbeek heeft voortgebracht. Hij werd in 1519 geboren als Jan Hendrickx, nabij de Leenhof in het gehucht Gorp. Zoals gebruikelijk latiniseerde hij zijn naam naar de plek van afkomst, tot Johannes Goropius Becanus, Jan van Gorp van Beek. Na academische studies in Leiden en Leuven verwierf hij in Antwerpen naam als arts, maar hij werd vooral bekend als taalkundige.

Lang werd verondersteld dat zijn geboortehuis de Leenhof was, reden waarom zijn portret in basreliëf is aangebracht in een gevel van de Leenhof, maar tegenwoordig nemen we aan dat het nabij de Grote Hoef was, 100 meter verwijderd van de Leenhof. Daar wordt in 2021 door de Heemkundige Kring Johannes Goropius Becanus een monumentje ter ere van zijn naamgever geplaatst.

Jan van Gorp heeft als alle vooraanstaande Bekenaren zijn ontwikkeling mede te danken aan het feit dat Hilvarenbeek een kapittelschool had. Daar kreeg hij zijn basisonderwijs en daarna werd hij naar Den Bosch naar de vervolgopleiding in de humaniora gestuurd. Na voltooiing daarvan schreef hij zich in aan de Universiteit van Leuven, de oudste universiteit van de lage landen. Daar behaalde hij het licentiaat in de vrije kunsten, waarna hij aan het drietalencollege Latijn, Grieks en Hebreeuws ging studeren. Daarna legde hij zich toe op de studie van geneeskunde en wiskunde.

Na een lange periode van reizen wordt hij benoemd tot lijfarts van de zusters van Keizer Karel V, Eleonora van Frankrijk en Maria van Hongarije. Dat levert hem een vorstelijk traktement op waarmee hij het poorterschap van Antwerpen en een huis in de stad koopt. Hij kan zich nu naast de studie van de geneeskundige werking van planten intensief toeleggen op de studie van taalkunde. Antwerpen is in de zestiende eeuw de culturele hoofdstad van de Nederlanden en tevens de belangrijkste handelsstad met een internationale roep. Hij raakt bevriend met Christoffel Plantijn, die zich in die tijd in Antwerpen vestigt als drukker. Goropius steunt Plantijn financieel en komt via hem binnen in kringen van vermogende patriciërs. Uit deze kringen komt hij op vijftigjarige leeftijd aan een vermogende echtgenote, met wie hij twee dochters krijgt.

Aan het goede leven in Antwerpen komt een einde ten gevolge van de reformatie die in die jaren heftig woedt in Antwerpen en in 1566 leidt tot de beeldenstorm in de kathedraal. De Spaanse overheid treedt daar aan de vooravond van de Tachtigjarige oorlog, die begint in 1568, hard tegen op. Goropius is door zijn nauwe contacten met Plantijn, die ervan verdacht wordt ook voor de protestanten te werken, zelf ook in gevaar en hij wijkt uit naar het prinsbisdom Luik, waar hij aangeeft zich ongestoord aan zijn taalkundige werk te willen wijden. Daarnaast blijft hij arts. In de zomer van 1572, reist hij van Luik naar Maastricht om een zieke edelman bij te staan. Onderweg loopt hij een kou op die hem fataal wordt; hij overlijdt op 20 augustus in Maastricht, slechts 53 jaar oud. Zijn lichaam wordt bijgezet in de Minderbroederkerk in Maastricht waarin nu het Regionaal Historisch Centrum is gevestigd. Zijn graf kan daar bezocht worden.

 

Tot Goropius zich terugtrekt in Luik heeft hij al circa vijf jaar gewerkt aan zijn magnum opus, genaamd “Origines Antwerpianae sive cimmeriorum becceselana”, De oorsprong van Antwerpen of De oergeschiedenis van de Cimmeriërs. In 1569 wordt het boek van ruim 1.000 foliopagina’s doorlopende tekst zonder illustraties gedrukt en uitgegeven door zijn vriend Plantijn.

In dit gigantische werkstuk geeft Becanus blijk van zijn enorme bereisdheid en belezenheid. Hij gaat in dit boek op zoek naar de oude oorsprongen die hij herleidt tot het oude volk de Cimmeriërs als stichters van de stad Antwerpen. De Cimmeriërs herleidt hij tot Japhet, de zoon van Nowee. Hij vergelijkt de belangrijkste oude talen, Hebreeuws, Aramees, Perzisch, Gotisch en zelfs Hindi met elkaar en met het Diets en concludeert dat de oudste Nederlanders, de Cimmeriërs, stichters van Antwerpen, aan de Babylonische spraakverwarring zijn ontsnapt en daardoor de oertaal hebben bewaard. En dat betekent dat Adam en Eva in het Paradijs Antwerps hebben gesproken.

Hij ontwikkelt in dit boek een etymologie van het Nederlands door woorden in kleine stukjes te knippen en door de mogelijke betekenis die elk stukje kan hebben samen te voegen en zo een verklaring voor de afkomst te geven. Dit is tamelijk fantastisch en daardoor is zijn magistrale werk door critici verworpen en is hij verguisd. Pas in recente tijden begint men in te zien dat zijn opzet van een vergelijkende taalkunde de voorloper is van onze taalkunde die het Indo-Europees als gemeenschappelijke bron van onze taal erkent.

Zeven jaar na zijn dood heeft Plantijn nog een tweede even omvangrijk boek van Goropius gedrukt, de “Opera Ioan Goropii Becani”, de werken van Johannes Goropius Becanus. Dit bevat een verscheidenheid van onderwerpen waar Goropius zich mee bezig gehouden heeft en teksten over zijn vele reizen.

Beide boeken zijn in het Latijn geschreven, en daardoor weinig toegankelijk voor de huidige wetenschappers.

 

Lees meer

 

Goropius schrijft Cimmeriërs voor de naam van dit volk dat duizenden jaren geleden in onze contreien geleefd heeft. In historische publicaties worden ze doorgaans Kimbren of Cimbren genoemd.

 

Beide boeken van Goropius zijn aanwezig in de collectie van de Heemkundige Kring, maar worden niet uitgeleend. Mocht u ze willen bestuderen dan verwijzen wij u naar de Koninklijke Bibliotheek waar beide boeken in fraaie bedrukte leren omslag aanwezig zijn.

 

In 1995 stuitte de Amsterdamse mediaviste professor Marijke Spies in de geschriften van een Franse taalkundige die na Becanus furore maakte, op woeste aanvallen op een Vlaming genaamd Becanus of spottend Bekkeselenus, met een verwijzing naar de titel van het eerste boek. Zij onderzocht wat hieraan ten grondslag lag en her- ontdekte Goropius Becanus. Het artikel dat zij daar aan wijdde bracht hem weer in het daglicht en sindsdien is er een stroom aan publicaties over zijn proto- vergelijkende taalkunde verschenen, waaronder het uitvoerige en toegankelijke boek van Frederickx en Van Hal.
Nico de Glas publiceerde in 2014 een waardevolle bloemlezing uit beide boeken in eigen vertaling met een inleiding.

In 2019 vierde de Heemkundige Kring Hilvarenbeek Diessen de vijfhonderdste geboortedag van haar naamgever met o.a. een symposium waarin vijf vooraan- staande sprekers, waaronder Toon van Hal, de betekenis van Goropius Becanus in zijn tijd vanuit verschillende invalshoeken hebben belicht. De bewerkte teksten van de lezingen zijn gebundeld in een fraai vormgegeven jubileumnummer van ons tijdschrift Tussen Paradijs en Toekomst (nummer 106, 2019, 50 p.); nog verkrijgbaar bij het secretariaat van de Heemkundige Kring.

 

Literatuur

Frederickx en T. van Hal, Johannes Goropius Becanus (1519-1573), Brabants arts en taalfanaat. Hilversum: Verloren, 2015, 336 p. ISBN 978-90-8704-426-8. Bespreking en samenvatting door Bob Duijvestein in Tussen Paradijs en Toekomst nr. 97 (2015), p. 19-25

Nico de Glas, Van Adam tot Antwerpen. Een bloemlezing uit de ‘Origines Antwerpianae’ en de ‘Opera’ van Johannes Goropius Becanus. Hilversum: Verloren, 2014. 447 p. ISBN 978-90-8704-431-2

T. van Hal, B. van Hee, J. Swanenberg, L. Toorians en J. van Eijck; de vijf artikelen van het symposium t.g.v. de 500ste geboortedag van Johannes Goropius Becanus, 22 juni 2019. jubileumnummer van Tussen Paradijs en Toekomst nr. 106 (2019), 51 pagina's.

Marijke Spies, “De vergeten wereld van Joannes Goropius Becanus. Over: de Antwerpse oudheden”. In: Optima. Cahier voor literatuur en boekwezen, nr. 14 (1996), p. 97-103.