De boerenbond en oprichting van boterfabrieken

In vijf van de zes dorpen van onze gemeente worden door de boeren coöperatieve boterfabrieken opgericht. In 1900 wordt in Esbeek aan de Dorpsstraat tegenover de pastorie de boterfabriek Unitas gebouwd. In Baarschot bouwen de inwoners in hetzelfde jaar op eigen kracht het boterfabriekje Ons Genoegen. In 1902 wordt in Hilvarenbeek aan de Holstraat de boterfabriek de Eendracht gebouwd, in de Biest aan het Dijk-eind boterfabriek de Boterbloem, en in Diessen bouwt de afdeling St. Willibrordus van de R.K. Boerenbond op de vroegere bleek op ’t Laar de boterfabriek De Dageraad.

Vaak wordt aangenomen dat de in 1896 in Brabant opgerichte R.K. Boerenbond, met pater Van den Elsen als voortrekker, hier debet aan was. Dat is maar ten dele waar. De bisschop en de pastoors proberen het lidmaatschap van de Boerenbond te stimuleren omdat die voorlichting en landbouwonderwijs kan verzorgen, en materiaal zoals kunstmest kan inkopen tegen redelijke prijzen, wat een sterke verbetering van het boerenbedrijf en emancipatie van de boeren kan bewerkstellen. Natuurlijk onder voogdij van de kerk. Maar in het algemeen bestond er bij de boeren een grote weerstand tegen inmenging van buiten. Voor de nieuwe golf van collectieve boterfabriekjes in de Kempen in handen van de boeren zelf, die tegen het einde van de eeuw inzet, is meer animo. Collectief boter produceren van hogere kwaliteit en verkopen op de botermarkt of in de botermijn, biedt uitzicht op een regelmatige bron van inkomsten waarmee kunstmest en andere benodigdheden gekocht kunnen worden.

Pastoor Jurgens, de eerste pastoor in Esbeek, lukt het wel om daar meteen in 1896 een afdeling van de Boerenbond opgericht te krijgen, met de kerkmeesters als bestuur, maar een coöperatieve zuivelfabriek is dan nog een stap te ver. Dat lukt pas 4 jaar later, gefinancierd door het kerkbestuur, waar de coöperatieve boterfabriek het gebouw van huurt. Maar er wordt nooit meer dan 80% van de boeren deelnemer van.

 

In de Biest willen de boeren Esbeek volgen en ze beginnen in 1901 zelf een fabriek te bouwen met hetzelfde grondplan als in Esbeek, waarbij ze hopen dat die gefinan- cierd kan worden door grond van de Gemeynt te verkopen. Daar steekt de provincie echter een stokje voor; de historische Gemeynt is heilig en mag niet als wisselgeld gebruikt worden. Pastoor Jurgens is inmiddels van Esbeek naar Hilvarenbeek overgeplaatst. Hij moet eraan te pas komen, en het fabriekje De Boterbloem wordt net als in Esbeek gefinancierd door de parochie Hilvarenbeek waar de Biest dan nog bij hoort, en aan de collectieve boterfabriek verhuurd.

De Biestse boeren prakkezeren niet over een arbeider, maar draaien zelf de boter, wat steeds door twee mannen gedaan moet worden. In 1916 wordt de last door de aanhoudende groei te groot en wordt een stoominstallatie geïnstalleerd.

 

In Hilvarenbeek zelf is de weerstand nog groot, maar ook hier wordt onder druk van de pastoor een collectieve boterfabriek De Eendracht opgericht en wordt aan de Holstraat de fabriek gebouwd op de speelplaats van de nonnenschool, gefinancierd door het kerkbestuur en verhuurd aan De Eendracht. Door de vertraging die de Biest heeft opgelopen openen Hilvarenbeek en de Biest beide in 1902.

 

Ook in het welvarende gehucht Baarschot hebben ze geen boerenbond nodig om een boterfabriek te beginnen. Onder aanvoering van de bierbrouwer van brouwerij Het Witte Kruis verenigen 29 boeren zich in 1900 en bouwen op eigen kracht het coöperatieve boterfabriekje Ons Genoegen. De in 1901 aangetreden pastoor van Diessen heeft het nakijken. Maar als de boeren vervolgens ook nog een eigen boerenbond willen oprichten steekt de pastoor daar een stokje voor. In 1902 wordt de Diessense afdeling St. Willibrord van de R.K. Boerenbond opgericht en Baarschot maakt daar nillens willens deel van uit. De afdeling St. Willibrord bouwt in hetzelfde jaar als laatste in de rij boterfabriek De Dageraad op 't Laar in Diessen, op een hoekje grond dat ze van de gemeente kunnen kopen.

 

De R.K. Boerenbond, die later wordt omgezet in de NCB, zonder katholiek ervoor, heeft bijna de hele twintigste eeuw een grote ondersteunende rol voor de landbouwers vervuld, met name met de avondopleidingen voor het boerenbedrijf en de centrale inkoop van landbouwbenodigdheden die na de oorlog leidde tot een netwerk van Boerenbondwinkels.

In de Biest gaat schoolmeester Brekelmans van de in 1914 geopende nieuwe school, naar wie in de nieuwbouwwijk Beverakkers een straat vernoemd is, de landbouw- cursussen verzorgen. In Esbeek behaalt meester Lauwers zijn landbouwaktes en gaat hij hetzelfde doen.

 

Bij de aanleg van het Wilhelminakanaal, geopend in 1922, worden in de Biest en in Haghorst door de gemeente aanlegsteigers gebouwd waar goederen geladen en gelost kunnen worden. De plaatselijke boerenbonden bouwen er een pakhuis bij.

In Esbeek besluiten de boeren ook een eigen pakhuis te bouwen, dat in 1921 geopend wordt en wordt uitgerust met een elektrische maalderij. Esbeek had geen eigen windmolen, maar ook elders waar wel molens waren werd overgestapt naar met motoren aangedreven maalderijen. De elektrische maalderij wordt een succes; in de eerste 25 jaar is de totale omzet meer dan 32.000 ton, waarmee een bedrag van 1,8 miljoen gulden gemoeid is.

In Hilvarenbeek wordt geen eigen pakhuis gebouwd, maar wordt een filiaal van de C.H.V. (Coöperatieve Handelsvereniging Veghel) geopend. Ook de Diessense Boerenbond maakt het zich gemakkelijk; zij wordt in 1920 ook lid van de C.H.V., die daarna in 1922 de Diessense boeren ook helpt met de bouw van een pakhuis.

De kleine boterfabriek in Baarschot die op handkracht is blijven draaien sluit in 1924. De meerderheid van de boeren blijft weigeren zich aan te sluiten bij Diessen en hun melk wordt voortaan naar de grote coöperatieve melkfabriek aan het Wilhelminapark in Tilburg gebracht.

In 1929, juist voor het begin van de grote crisis, worden na lange discussie de boterfabriekjes van Diessen, Esbeek, de Biest en Hilvarenbeek verenigd in de nieuwe grote coöperatieve stoomzuivelfabriek St. Adrianus aan de Bloemenstraat in Hilvarenbeek. Die wordt na de oorlog overgenomen door Campina, waarmee al binnen een halve eeuw een einde komt aan de eigen fabriekjes.

 

Literatuur

C. van Bijsterveldt, Jubileumboek ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van NCB Diessen/Haghorst. NCB Diessen-Haghorst, 2002.

Ed van Hees, “Hoe Rooms was de boter. De roomboterfabrieken in de voormalige gemeentes Hilvarenbeek en Diessen, in drie delen”. In Tussen Paradijs en Toekomst nr. 108, 109 en 110 (2020).