De laatste ijstijd begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde ruim 10.000 jaar geleden. Tijdens deze laatste ijstijd bereikte het landijs ons land niet, er heerste een toendraklimaat. De wind had vrij spel en zette een dikke laag zand af. Dit leidde tot een licht golvend landschap met een ingewikkeld patroon van welvingen, ruggen en kopjes. Aan de randen van het Oost-Nederlands Plateau (= hooggelegen gebied in het oosten van de Achterhoek) ontstonden kleine dalen ten gevolge van erosie door smeltwater. Dit zijn nu de plekken waar verschillende Achterhoekse beken ontspringen.
Het Pleistoceen
Ontstaan van het Achterhoekse landschap 1
Tijdens het Pleistoceen (250.000 - 11.700 jaar voor het begin van onze jaartelling) kwamen verschillende ijstijden voor. In de voorlaatste ijstijd was het noordelijke deel van ons land bedekt met landijs. IJstongen drongen in het IJsseldal en schoven alles voor zich uit. Zand en grind werden opgedrukt en zo ontstonden de stuwwallen van de Veluwe, Lochem/Barchem en Neede. Onder het landijs werd een laag keileem afgezet. In het oosten van Nederland ligt dat plaatselijk aan het oppervlak.