De Nijsinck was, zoals de meeste boerderijen in Oost-Gelderland een gemengd bedrijf. Dat wil zeggen dat er zowel akkerbouw als veeteelt bedreven werd. Er was een langsdeel in de driebeukige schuur. Aan weerszijden waren de stallen waarin de dieren met hun kop naar de deel stonden.
Op de deel werd gedorst. In de achtergevel waren grote deeldeuren aangebracht, waardoor de oogst naar binnen kon worden gereden. Boven de deel lagen de slieten, rechte dunne gladde boomstammen waarop het hooi, het stro en het graan kon worden opgeslagen. Ook was het mogelijk om het hooi in een hooiberg op te slaan dan wel in een schuur met verhoogde tasvloer. De ruimte hieronder kon dan weer worden gebruikt als wagenberging of om de kalveren te huisvesten.