T-boerderij

Van hallenhuis naar T-boerderij

Gedurende de laatste periode, en de enige tijd waarin de vorm van de boerderij met zekerheid bekend is, was de Nijsinck een typisch voorbeeld van een T-boerderij. Een T-boerderij is een type boerderij dat is voortgekomen uit de krukboerderij, een hallenhuis met een dwars geplaatst voorhuis. Vaak was dit voorhuis, het woongedeelte van de boerderij, van een verdieping voorzien. Een T-boerderij heeft de vorm van een liggende T.
Onder invloed van de stedelijke cultuur nam de behoefte aan woonruimte toe en werd het woonhuis uitgebreid. Dit gebeurde eerst in één richting, waardoor de krukboerderij ontstond. Later werd het huis in beide richtingen uitgebreid. Vanaf de 18e eeuw werden de T-boerderijen direct als zodanig gebouwd. Vaak werd het woonhuis nog verhoogd. Het woongedeelte had meestal aan de ene zijde een pronkkamer en aan de andere zijde een opkamer die boven een kelder was gelegen.

De Nijsinck was, zoals de meeste boerderijen in Oost-Gelderland een gemengd bedrijf. Dat wil zeggen dat er zowel akkerbouw als veeteelt bedreven werd. Er was een langsdeel in de driebeukige schuur. Aan weerszijden waren de stallen waarin de dieren met hun kop naar de deel stonden.

Op de deel werd gedorst. In de achtergevel waren grote deeldeuren aangebracht, waardoor de oogst naar binnen kon worden gereden. Boven de deel lagen de slieten, rechte dunne gladde boomstammen waarop het hooi, het stro en het graan kon worden opgeslagen. Ook was het mogelijk om het hooi in een hooiberg op te slaan dan wel in een schuur met verhoogde tasvloer. De ruimte hieronder kon dan weer worden gebruikt als wagenberging of om de kalveren te huisvesten.