Voor het onderzoek naar onze voorvaderen is het eenvoudig om tot 1811 terug te komen, maar daarvóór wordt het veel moeilijker om de familierelaties in een stamboom aan te vullen. Hoe ouder documenten hoe onvollediger de dekking. Daarbij speelt de gebrekkige weergave van eigennamen in het tijdperk voor 1811, of soms zelfs het ontbreken van familienamen. De spelling van de woorden was nog niet goed geregeld en de naamgeving was nog los-vast.
Dankzij de burgerlijke stand zijn wij gewend één of meerdere voornamen te hebben en een achternaam. Al tweehonderd jaar voor de invoering van de burgerlijke stand eerder was er een afspraak dat doopsels, huwelijken en begrafenissen verplicht moest worden geregistreerd door kerken, alhoewel elke kerk dat op z'n eigen wijze deed. Omstreeks 1811 was het systeem om bij de geboorte de naam van je vader aan te nemen in delen van het land nog niet algemeen. De neiging om in bepaalde streken niet van het traditionele patroon af te wijken dat daar eeuwenlang heerste, bleef soms tot ver in de twintigste eeuw bestaan. Zo heette men in het oosten van het land vaak naar de boerderij waar men woonde. Bijvoorbeeld Nijenhuis op Eggink en Arink op Mentink.
Wat betreft de familienaam Niesink werd deze dus pas sinds 1811 officieel als Niesink met één s, en zonder c, gespeld.