Burgeroorlog in Nederland
In de vaderlandse geschiedenis staat de tweede helft van de achttiende eeuw bekend door de strijd tussen de patriotten of staatsgezinden en de prinsgezinden of orangisten. Eenvoudig gezegd: de patriotten wensten inspraak van de burgers in het bestuur en de prinsgezinden wilden dat alleen de stadhouder (de prins van Oranje) de baas bleef. In de jaren tachtig dreigden de patriotten de overhand te krijgen en stadhouder Willem V trok zich terug in Gelderland. Zijn vrouw, Wilhelmina van Pruisen, wilde in de zomer van 1787 terug gaan naar Den Haag, maar werd bij Goejanverwellesluis tegen gehouden door een legereenheid van patriotten. Haar broer, de koning van Pruisen, vond dat een belediging en wilde wraak nemen. Pruisische troepen trokken in september 1787 de Republiek Nederland binnen. De patriotten sloegen op de vlucht en Willem V kon stadhouder blijven.
Ook in Oost-Groningen
In de oranjekoorts die daarna uitbrak, was het ook in Oost-Groningen onrustig. Er waren demonstraties en overwinningsfeesten, waarbij de patriotten het zwaar te verduren kregen. Op 29 oktober 1787 hield in Blijham het zogeheten Oranjekorps, een groep Oranjegezinden, een groots opgezette ereparade met veel toeters en bellen vanwege de ‘gelukkige herstelling van alle eminente charges en hoogwaardigheeden van Neerlands Erf-Stadhouder Willem de Vijfde…’
Boerenbelangen
Maar de oranjeliefde van deze demonstranten, hoofdzakelijk Blijhamster boeren, werd vooral ingegeven door eigenbelang. Want zij waren al lange tijd ontevreden over de rechtspraak in Bellingwolde en Blijham. Daar waren lange en dure procedures normaal, evenals gevallen van zelfverrijking en fraude door de rechter. De demonstraties hadden succes, de gewestelijke Hoge Justitiekamer greep in. Deze organisatie was in 1749 opgericht door toedoen van stadhouder Willem IV.
Veel Blijhamster boeren waren ‘beklemde meiers'. Een beklemde meier huurde de grond, maar was eigenaar van de gebouwen die er op stonden. De Justitiekamer steunde de boeren in hun strijd tegen landbezitters die de "voor eeuwig" vastgelegde huren voor het beklemrecht wilden verhogen.
De boeren van Blijham wilden een rechtvaardige en efficiënte rechtspleging en verwachtten dat vooral van een stadhouder, die bij de Orangisten symbool stond voor de goede vorst die zorgde voor een goed bestuur en eerlijke rechtspraak.
Tekstbronnen:
- G. Abbes, De Prinsgezinde demonstratie van Blijham 29 Oktober 1787. Achtergronden en motieven van de participanten (doctoraalscriptie Geschiedenis Rijksuniversiteit Groningen, 1999/2000).
- Jochem Abbes, ‘Prinsgezind Blijham. Oorzaken en achtergronden van het orangisme in Blijham en wijde omgeving’, Veenkoloniale Volksalmanak. Jaarboek voor de geschiedenis van de Groninger Veenkoloniën 14 (2002) 47-68.