Oversteken
De Fransen deden op 2 januari 1795 een poging om bij Woudrichem een vaste post te veroveren, maar deze mislukte. Drie dagen later werd Werkendam aangevallen. De Nederlandse troepen boden enige weerstand, maar moesten zich over de bevroren Merwede terugtrekken naar Hardinxveld. De Fransen volgden hen, maar werden toen vanaf de noordelijke Merwededijk beschoten en keerden terug naar Werkendam.
Niet veel later deden de Nederlanders vanuit Hardinxveld een tegenaanval, versterkt met extra soldaten en een kanon. Ze wisten de Fransen weer uit Werkendam te verjagen en volgden hen tot voorbij Almkerk, dat ook werd heroverd.
Tweede aanval
Werkendam werd op 9 en 10 januari opnieuw door de Fransen aangevallen. De versterking uit Hardinxveld kwam dit keer te laat. De Fransen hadden geschut meegenomen waarmee zij de overstekende troepen en ook Hardinxveld zelf beschoten. Twee dagen later deden de Fransen een poging de Merwede over te steken, maar opnieuw werden ze vanuit Hardinxveld beschoten en teruggedreven naar Werkendam.
Ondertussen probeerden de Nederlanders het ijs in de Merwede open te houden. Dat ging echter moeizaam en de commandant in Hardinxveld, kolonel De Pagniet, schreef dat de gaten steeds snel dichtvroren en de bevolking ‘neerslagtig’ was geworden. Ook was er een gebrek aan gereedschappen en geld om alle mannen aan het werk te houden.
Vanuit Gorinchem werd op 19 januari opgemerkt dat de Fransen ‘den post van Hartjesveld’ (Hardinxveld) inmiddels hadden ingenomen en zo een post achter de Oude Hollandse Waterlinie hadden veroverd. De vestingcommandant besloot diezelfde dag in overleg met de krijgsraad om ook Gorinchem over te geven. De erfstadhouder Willem V van Oranje was toen al gevlucht naar Engeland.