Vrouwen kiesrecht

Na het strijden voor het algemeen kiesrecht voor alle mannen, drongen brutale en mondige vrouwen erop aan dat het stelsel pas echt democratisch zou zijn, als zij ook mochten stemmen. Het kostte veel jaren debatteren en veel protestbijeenkomsten voordat de mannen in de Tweede Kamer zich een beetje gingen interesseren voor de argumenten van de vrouwen om ook te willen deelnemen aan in het parlement. Hier begint een grote revolutie in de geschiedenis van de democratie, vrouwen wilden en kregen een stem!

De Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht werd in 1908 opgericht in Utrecht. De bond streed voor vrouwenstemrecht. Na jaren pamfletten uitdelen, lezingen houden en protesteren lukte het in 1917 , het passief kiesrecht voor vrouwen en het actief kiesrecht voor alle mannen werd ingevoerd. Vrouwen mochten toen alleen gekozen worden, maar nog niet zelf stemmen. In 1919 was het eindelijk zover, vanaf toen mochten vrouwen ook gaan stemmen.

De SDAP zette als eerste een vrouw op de kieslijst en in 1918 werd Suze Groeneweg daarom het eerste vrouwelijke Kamerlid. Een mannelijke collega noemde haar een ‘kat die je beter niet zonder handschoenen aan moest pakken’. Deze eerste vrouw op de kieslijst kreeg gelukkig snel gezelschap van andere vrouwen, zoals Johanna Westerman (liberaal) en Frida Katz (CHU) die zich goed staande hielden in de mannenwereld in Den Haag. Lizzy van Dorp (Liberale Partij) was de eerste vrouwelijke fractievoorzitter.