Armenzorg in Buurmalsen

‘Bedeling’ in de zeventiende eeuw

Armenzorg is van alle tijden. Ook in de zeventiende eeuw in het kleine Buurmalsen. Onderzoek wijst uit dat er rond 1625 ongeveer 200 mensen woonden. Die waren niet allemaal rijk en niet allemaal arm. De rijkere inwoners gaven geld of stukken land waarvan de pachtopbrengst weer besteed kon worden aan de armenzorg. De gevers bereikten zo dat er geen onrust of diefstal ontstond en hoopten door hun goede gaven op een beter plaatsje in het hiernamaals.

Schepel

In Buurmalsen werden de armen ‘bedeeld’ met geld maar ook met voedsel zoals een schepel tarwe om brood van te maken. Of ‘ertige’ bonen, wij zouden nu kapucijners zeggen. In de wintertijd kregen sommigen een ‘voeier’ turf. En soms komen we in de armenrekening van 1622 tegen dat men schoeisel kreeg of een hemd.

Heilige Geestfonds

Die armenzorg in Buurmalsen werd net als in Beesd, Culemborg, Rumpt, Tiel, Tricht en andere plaatsen geregeld via het Heilige Geestfonds. Dat was geen kerkelijke instelling maar ontstaan uit een broederschap in Frankrijk die zich het lot aantrok van de minder bedeelden. En dat vond in Europa overal navolging. De Heilige Geestmeesters ontvingen de goede gaven, verpachtten geschonken land en gaven de armen ondersteuning naar behoefte en naar vermogen. In Buurmalsen ontvingen in 1622 eenentwintig dorpsgenoten een of meerdere keren een uitkering. Dat is ongeveer tien procent van de geschatte bevolking in die tijd! Zij ontvingen onder meer weijt (soort tarwe), rogge, erwten, ertige bonen, garstige haver (vermoedelijk gemengd haver en gerst dat zo verbouwd werd om de halmen stevigte te geven). Veel van de maten en gewichten kennen wij nu niet meer. Een schepel is een oud-Nederlandse inhoudsmaat. Gelukkig hebben we nog een foto van een echte Betuwse schepel. Soms was een schepel te veel en dan werd deze weer onderverdeeld in vier spinten of koppen.

Veldnamen en beroepen

Wat een armenrekening extra interessant maakt is de vermelding van veldnamen bij de verpachting. Sommige daarvan kunnen de oudere inwoners nog wel plaatsen: Achterste Bieshaar, het Armenkampje, de Bullik, Gorsakker, de Panoven en de Treef om er een paar te noemen. Bij de beroepen waren het voornamelijk de belangrijke functionarissen in het dorp: de schepenen, de scholtis of schout, de schoolmeester maar ook een smid en een timmerman, omdat die werkzaamheden moesten verrichten ten behoeve van bepaalde armen. Ook de oecumene kwam toen al voor: de plaatselijke Nederduits-Gereformeerde predikant deed een goed woordje voor een uitkering aan een verdreven Luthers predikant op doorreis. Een prachtige bron om het dorpsleven van de zeventiende eeuw wat in te kleuren!

Bron:

Regionaal Archief Rivierenland toegang 2041 inventarisnummer 119 jaar 1622-1623

 

Rechten

Martin IJzerman, CC-BY-NC