Klei
In de uiterwaarden van de Waal en de Linge was een grote hoeveelheid klei aanwezig. Ieder jaar hadden de rivieren daar bij overstromingen een dun laagje klei achtergelaten. Na lange tijd vormde dit alles tezamen een dikke laag klei, geschikt om stenen van te bakken. Uit vervoersoogpunt werden de steenbakkerijen bij de vindplaatsen van de klei gevestigd. Een pluspunt voor de regio was dat ze relatief dicht bij de grootste afnemers gelegen was: de grote steden in Holland en Utrecht.
Beginperiode
In het derde kwart van de negentiende eeuw nam het aantal fabrieken snel toe van ongeveer vijf tot zeventien stuks. Door een sterke bevolkingsgroei waren meer stenen voor huizen nodig. Ook overheidsmaatregelen – bouw van forten en aanleg van beklinkerde wegen – zorgden voor een grotere vraag. In die tijd werkte een groot deel van de inwoners in de grof-keramische bedrijven. Zeker in de negentiende eeuw waren de arbeidsomstandigheden bedroevend slecht, met zwaar werk, lange dagen, lage lonen en veel kinderarbeid. In de twintigste eeuw verbeterde dit langzaam door de opkomst van de vakbeweging.
Productieproces
De eerste steenbakkerijen in West Betuwe waren primitief. Alle handelingen om van klei tot steen te komen waren met de hand. Zwaar werk. Klei werd afgestoken met een schop en op handmatige wijze gekneed. Vervolgens werd het klei met grote kracht in de vorm van een bal klei gesmeden. Daarna werden de natte stenen verplaatst om te drogen. De gedroogde stenen werden vervolgens in de oven geplaatst. Eenmaal gebakken werden de stenen op het tasveld gelegd. Daarbij werden de stenen in totaal zo’n vijftien keer in de hand genomen voordat ze op weg gingen naar hun eindbestemming. Vanwege de weersomstandigheden kon alleen in de droge periode van april tot oktober gewerkt worden. In de winter zat een groot deel van het personeel dus zonder werk.
Mechanisatie
De invoering van ovens met vaste muren, in de negentiende eeuw, brachten verbetering. Daarna maakte de kleimolen als eerste machine stapvoets zijn entree. Eind negentiende eeuw verschenen stoommachines en semi-automatische steenpersen. Begin twintigste eeuw kwamen de veel betere en zuinigere ringovens en vlamovens. Een voorloper bij de mechanisatie was de fabriek van Van Lookeren Campagne in Haaften, waar ondanks diverse tegenslagen voortdurend geëxperimenteerd werd met diverse soorten kunstmatige drogerijen. De mechanisatie betekende een hogere productie tegen geringere kosten. Hierdoor verminderde het aantal benodigde fabrieken langzamerhand. Maar nog steeds gebeurden de meeste zaken met de hand.
Automatisering
In de jaren vijftig van de twintigste eeuw schakelden de meeste fabrieken over op kunstmatige drogerijen. Hierdoor waren ze in staat het hele jaar te produceren. Productieverhoging werd verder versterkt door toenemende automatisering van het productieproces in de decennia die volgden. Het loodzware handwerk werd steeds meer overgenomen door machines. Ook de opkomst van de tunneloven versterkte dit proces. Tegenwoordig verloopt vrijwel het gehele productieproces automatisch, zonder menselijke tussenkomst. Gevolg van dit alles is dat na de Tweede Wereldoorlog het aantal steenfabrieken drastisch gedaald is. Momenteel is er in West Betuwe nog slechts één fabriek actief: Wienerberger Haaften in Haaften. Deze fabriek maakt in haar eentje op jaarbasis meer stenen dan er ooit in de gemeente gemaakt zijn.
Bronnen:
- Marcel Dings en Aart Bijl, Drie eeuwen baksteenfabricage in West Betuwe, Zutphen 2022
Rechten
Marcel Dings, CC-BY-NC