De eeuwige zeeman
Piet Pieterszoon Hein werd eind 1577 in Delftshaven geboren. Waarschijnlijk heeft hij leren varen op het schip van zijn vader, een haringbuis. Rond 1596, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, namen de Spanjaarden vader en zoon Hein gevangen. Zij moesten in Sluis (Zeeland) werken als roeier op een Spaans galeischip. Na een jaar of vijf kwamen ze vrij bij een gevangenenruil en Hein ging aan het werk als koopvaardijschipper. Een paar jaar later zetten de Spanjaarden hem nog eens vier jaar vast in Havana op Cuba. Na zijn vrijlating kwam hij in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). In 1612 trouwde hij een rijke weduwe.
De zilvervloot
In 1628, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, kaapte Hein in opdracht van de West-Indische Compagnie (WIC) de jaarlijkse Spaanse ‘zilvervloot’ die toen voor de kust van Cuba voer. De buit was gigantisch: de schepen waren beladen met 90.000 kilo zilver uit Amerikaanse mijnen en massa’s andere koloniale producten. De totale waarde was 11,5 miljoen gulden – nu een half miljard euro. Met dit enorme kapitaal breidde de WIC haar activiteiten uit in de kolonisatie, kaapvaart en koophandel, waaronder ook slavenhandel.
Hoewel Hein er weinig voor had hoeven doen, werd hij in de Republiek als een held ontvangen. Vreemd, vond Hein, voor eerdere, écht moedige daden had hij nauwelijks waardering gekregen. In 1629 sneuvelde Hein bij een aanval van kapers op zijn schip Groene Draeck. Hij kreeg een praalgraf in Delft.
Vereerd en veracht
Piet Hein stond in zijn tijd bekend als een dappere officier en kundige zeeman die zijn bemanning fatsoenlijk behandelde en respect toonde voor de Spaanse vijand. Meerdere keren schreef hij met ook compassie over slaafgemaakte Afrikanen en inheemsen in Amerika. Zo noteerde hij: 'Is het een wonder dat de indiaan zijn leed op ons wil wreken? Vriendschap moet van ónze zijde komen, want wij bezoeken hen.' Hein was zelf niet actief in de mensenhandel. Wel gaf hij de slaafgemaakten die op twee veroverde Portugese schepen zaten de vrijheid, omdat ze ziek waren.
In de nationalistische 19e eeuw bejubelde Jan Pieter Heye de Nederlandse zeeheld met een triomfantelijk lied: 'Piet Hein / Piet Hein / Piet Hein zijn naam is klein / zijn daden bennen groot.' Veel oudere Nederlanders hebben dat lied nog op school geleerd.
Vanaf de jaren zestig klonk er ook kritiek: de zeehelden hadden meegewerkt aan het systeem van kolonialisme en slavernij en schepen gekaapt als ordinaire zeerovers.
De afgelopen jaren hebben actievoerders Heins standbeeld in Delfshaven regelmatig beklad, onder meer met dief en killer.
Leren van het verleden
Heins verhaal is niet af te doen met etiketten als ‘boef’ of ‘held’. De werkelijkheid was complexer. De gemeente Rotterdam zal Heins standbeeld daarom voorzien van een plaquette met aanvullende informatie.