Deze apparaten waren in de 19e eeuw algemeen; ze zorgden voor veel werkbesparing, want de honden liepen 1,5 tot 2 uur om te karnen. Het karnen kostte de boerin al gauw drie keer per week drie uren. De timmerlieden die de molen installeerden, leverden soms ook de afgerichte honden (meestal twee dieren). Later werden op dit soort apparaten ook wel wasmachines aangesloten.
Als karnhond in opleiding werd je met een touw aan de as van het wiel vastgemaakt zodat die niet te snel of te langzaam ging. De hondenmolen werd in veel delen van Nederland en België gebruikt.
Literatuur: