In het voorjaar staan de bollenvelden in Hollands Kroon in bloei. Veel toeristen combineren een bezoek aan de polder met de Bloemendagen en de Lentetuin in Anna Paulowna en Breezand. Dan is weinig meer te merken van de gure en droge jaren in het begintijd van de polder. Ook elders in de gemeente zijn de bollenvelden in groten getale aanwezig, denk onder andere aan Wieringerwaard, de Wieringermeer en de omgeving van Nieuwe Niedorp en Winkel.
In de 19e eeuw ging de ontwikkeling van de landbouw op de droge zandgronden in Breezand een stuk minder snel in vergelijking met het oosten van de Anna Paulownapolder. De sloten stonden in de zomer droog en een verbetering van de waterhuishouding was noodzakelijk. De meeste boeren en arbeiders hadden daarom een aantal koeien en de mest konden ze goed gebruiken voor hun stukje land. Veel boeren waren nog wantrouwig tegenover de aanvoer van kunstmest.
In het begin van de 20ste eeuw ontstond een verschuiving in de verdeling van de landbouw. Steeds meer hectare grond werd gebruikt voor akkerbouw en steeds minder als grasland voor vee. Een oorzaak hiervan was de mechanisering van de landbouw. Er werd meer kunstmest gebruikt en een diepploeg om de kleiige bodem te mengen met de zandgrond.
Het jaar 1911 wordt gezien als het beginjaar van de bollenteelt. De bloembollenfirma Veldhuizen van Zanten vestigde zich hier in de polder omdat in de oude bollenstreek in Zuid-Holland geen plek meer was voor bedrijfsuitbreiding. De firma kocht 48 hectare grond bij De Kooy om bollen te telen. Andere kwekers volgden dit voorbeeld en kochten in het westelijk deel van de Anna Paulownapolder boerderijen op. In de jaren hiervoor was al wel melding gemaakt in verslagen dat er geëxperimenteerd werd met bollenteelt, maar daar waren weinig vorderingen in.
Na de Eerste Wereldoorlog steeg de groei van de bollenteelt explosief: het aantal inwoners en woningen in Breezand nam enorm toe. De bevolking kreeg daardoor een hele andere samenstelling dan de rest van de polder: dat waren afstammelingen van voornamelijk Gelderse afkomst. Het leefpatroon in de Westpolder veranderde in de jaren. Vlak na de bouw van een eigen school werd in 1931 in de Rooms-Katholieke Sint-Jan de Evangelistkerk opgeleverd en ingewijd. Ook werd rond deze tijd de arbeiderswijk ‘Ceres’ gebouwd.
De bollenteelt was voor een groot deel afhankelijk van export. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was de verwachting dat er een overschot aan bloembollen zou komen. Het Ministerie van Economische Zaken besloot tot een inkrimping van 50% van de bollenteelt. Het land werd tijdelijk gebruikt voor de teelt van groente of aardappelen.
De mechanisatie van de bloembollenbedrijven is in verge- lijking met de akkerbouw in de polder laat begonnen. Er werd gedacht dat de kwetsbare bloembollen alleen met
de hand bewerkt konden worden. De grotere bedrijven gebruikten wel al vanaf de jaren dertig een spoor waarmee de bollen vanaf het land naar de schuur werden vervoerd. Door de komst van de sorteermachine kon het met de hand sorteren van bollen vervallen. Het tellen van de bollen voor de verkoop was ook arbeidsintensief. In 1949 kwam de eerste telmachine van J. Cremer op de markt.
Na 1945 werden er speciale ‘gaasbakschuren’ gebouwd om de bollen alleen in gaasbakken te bewaren. Snel bleek het een betere optie om de stellingen uit de bestaande schuren te halen om plaats te maken voor de gaasbakken. Pas in de jaren zestig kwam de palletkist of kuubkist. Aanvankelijk werd de temperatuur en luchtvochtigheid in de schuur geregeld door de schuurbaas. Na 1945 werden er heteluchtkachels en ventilatoren geïnstalleerd in de bollenschuur.
Ook het werk buiten zoals planten, kunstmest strooien, strodekken, bestrijdingsmiddelen spuiten, koppen en rooien onderging een mechanisatie. Maar het pellen van de bollen en koppen op het land wordt bij sommige bedrijven tegenwoordig nog altijd met de hand gedaan. In 1987 verscheen een rapport waarin de Noordkop werd bestempeld als het snelst groeiende productiegebied voor bloembollen in ons land. Dat komt door de 5000 hectare aan bollenvelden in deze regio, waarvan de helft in de Anna Paulownapolder. Het aantal bedrijven is in de jaren hiervoor afgenomen.
Al in 1924 werd er een eerste bloembollenshow in Breezand georganiseerd. In het midden van de jaren vijftig begon men met het maken van mozaïeken met hyacinten. Elk voorjaar trekken deze ‘Bloemendagen’ vele duizenden bezoekers (zie ook Venster 28: Dorpsfeesten en Kermisplezier). Om de bloembollen te promoten werd in 1981 de eerste bollenshow Noordelijk Zandgebied georganiseerd. De kwekers konden op de show hun nieuwe assortiment tentoonstellen.
Hollands Kroon in bloei
Dat de bloembollenteelt in Hollands Kroon in de loop der jaren belangrijk is geworden, blijkt wel uit de cijfers, gepubliceerd op de website van www.boerenbusiness.nl. Nederland is het land van de tulpen en de meeste tulpen worden gekweekt in de Noordoostpolder. Maar Hollands Kroon komt op de tweede plaats, gevolgd door Schagen en Drechterland. In de kop van Noord-Holland vinden we het grootste aaneengesloten bloembollengebied. De meeste hectare oppervlakte aan bloembollen in Nederland is te vinden in Hollands Kroon, ruim 3600 hectare.
Kijk verder
- De bloembollenkwekers uit de regio leveren elk jaar weer de vrolijke voorjaarsbloeiers om de Poldertuin te vullen. Vanaf half maart tot half mei staat de tuin in bloei en is voor iedereen gratis te bezoeken.
Poldertuin
Molenvaart 2
1761 AJ Anna Paulowna -
Bloemencorso Winkel
In Winkel wordt jaarlijks in september een grote bloemencorso gehouden
met vele praalwagens en muziekkorpsen. Wie van bloemen houdt, moet zeker dit grote evenement bezoeken. Voor meer informatie: Bloemencorso Winkel in Noord-Holland... een unieke belevenis!
www.bloemencorsowinkel.nl