De helm van Kessel

Goden, God, Germanen

Op 28 oktober van het jaar 312 versloeg Constantijn, de toekomstige heerser met de bijnaam ‘de Grote’, die al regeerde van 306 tot en met 337, zijn tegenstander Maxentius. Was deze overwinning te danken aan de Romeinse goden, of toch aan de god van de christenen? Constantijn zelf, nog trouw aan de oude Romeinse goden, zou vlak voor de veldslag tegen Maxentius een visioen hebben gehad: in de lucht zag hij een kruisvormig teken met de tekst ‘Overwin hiermee’. In het visioen, een soort droom, gaf Jezus Christus hem de opdracht om met dit teken ten strijde te trekken. Dankzij Christus werd Maxentius verslagen! Althans, zo is het verhaal gegaan volgens de christelijke geschiedschrijver Eusebius van Caesarea. Feit is wel dat het kruisvormig teken in die tijd een belangrijk symbool is geworden. Zo’n honderd jaar na de overwinning van Constantijn kwam er een helm terecht in de bodem van wat tegenwoordig het Midden-Limburgse maasdorp Kessel is. Die was versierd met een ander belangrijk symbool, waarover zo meteen meer: het Christusmonogram.

Postumus
Langs de rivier de Rijn hadden de Romeinen de Neder-Germaanse limes ingericht. Dit was de grens in de noordelijke regio’s van hun rijk. Ten noorden en oosten hiervan woonden allerlei stammen die zij ‘Germanen’ noemden [venster 4 & venster 5]. Vanaf de derde eeuw lukte het deze Germanen steeds vaker om de Rijn over te steken, doorgaans om rijkdommen in het Romeinse gebied te plunderen. Misschien wilden ze zich ook als boer in het Romeinse gebied vestigen. In de tweede helft van de derde eeuw vielen bijvoorbeeld de Alamannen, een groep van Germaanse stammen, het rijk binnen. Zij trokken door tot in het huidige Noord-Italië. De communicatie tussen de Romeinse keizer en zijn troepen in de noordelijke gebieden van het rijk viel daardoor weg. De legerleider Postumus maakte in het jaar 260 handig gebruik van deze situatie. Hij greep de macht en werd keizer van wat veertien jaar lang het ‘Gallische keizerrijk’ genoemd zou worden.

Constantijn de Grote
Vanaf 293 lukte het de Romeinse generaal Constantius Chlorus om Noordwest-Europa weer onderdeel te maken van het rijk. Inmiddels was de hoogste Romeinse macht verdeeld over meer keizers, onder wie Constantius. Na zijn dood in 306 volgde zijn zoon Constantijn hem op. Die versloeg zijn medekeizers Maxentius en Licinius, om vervolgens vanaf 324 als enige keizer te heersen. De verdediging van het Romeinse noorden verbeterde. Op strategisch slimme plekken zoals Maastricht en Cuijk (Noord-Brabant) werden militaire versterkingen gebouwd. Om de communicatie en het transport te vergemakkelijken, liet de keizer bovendien wegen repareren. Constantijn staat daarom vermeld op twee Romeinse mijlpaalfragmenten die in 1939 werden aangetroffen in een oude kerktoren in het Zuid-Limburgse plaatsje Eygelshoven.

Christendom
In het antieke Palestina ontstond in de eerste eeuw een nieuwe godsdienst: het christendom. Eén god en zijn menselijke zoon Jezus Christus stonden hierin centraal. Christenen hadden vaak bezwaar om te offeren aan de oude Romeinse goden en te bidden voor de Romeinse keizer, die hen daarom ging bestraffen. Het nieuwe geloof, mede aantrekkelijk door zijn aandacht voor armen en vrouwen, verspreidde zich echter snel in alle lagen van de Romeinse samenleving. In het jaar 313 gaven de keizers Constantijn en Licinius (312-324) de christenen dan ook religieuze vrijheid. In de vierde eeuw trokken steeds meer mensen naar het Romeinse noorden om er de boodschap van Christus te verkondigen en er christelijke gemeenschappen te stichten, onder meer in het Romeinse Maastricht en andere steden. Sint Servatius, de ‘legendarische’ bisschop van Maastricht, komen we verderop in deze canon [venster 10] nog tegen. Het succes van de nieuwe godsdienst in de noordelijke gebieden is lastig in te schatten, want de oude Romeinse goden bleven populair op het platteland. In 391 verbood keizer Theodosius de Grote (379-395) de verering van deze goden en liet hij hun tempels sluiten.

Achtergelaten?
Aan het begin van de vijfde eeuw waren veel inwoners om onbekende redenen weggetrokken uit hun woonplaatsen in Noordwest-Europa. Het bewaken van de noordelijke rijksgrens verliep destijds steeds lastiger. Er waren meer militaire versterkingen, maar die werden bewaakt door kleinere garnizoenen dan voorheen. In 401 werd de Romeinse keizer Honorius, zoon van Theodosius, aangevallen door het volk dat we kennen als de ‘Goten’. Na zijn redding door soldaten uit de noordelijke regio’s, staken Germaanse stammen in 406 de Rijn over. De Romeinse commandant Constantijn III speelde daarop in door de macht te grijpen in Gallië en Spanje. In 409 mocht hij zich heel even ‘medekeizer’ noemen. Na zijn dood in 411 had Honorius weer de macht over enkele delen van Gallië. In deze onrustige periode vouwde iemand – misschien wel een Romeinse soldaat of een Germaan in Romeinse dienst – enkele munten dubbel. Ook brak hij een helm in stukjes. Zeker tien gouden munten en de helmstukjes werden in een drassig stuk grond in Kessel achtergelaten, waar ze eeuwen later tevoorschijn kwamen bij graafwerkzaamheden langs de Maas. De jongste munt was gemaakt onder Constantijn III in 411. Op de voorzijde van de helmkam was een zilveren embleem bevestigd, versierd met de Griekse letters Chi en Rho. Dit zijn de eerste twee letters van Χριστός oftewel Christus. Het is het al genoemde Christusmonogram, een uitgesproken christelijk symbool. Het is onduidelijk of de eigenaar daadwerkelijk christen was. De helm en de munten kunnen ook een offer voor een andere godheid zijn geweest.

Franken
Vanaf de derde eeuw gaven Romeinen verschillende Germaanse stammen een nieuwe verzamelnaam: de Franken. Hoewel de Romeinen geregeld ruzie met hen hadden, gaven Romeinse machthebbers vanaf de vierde eeuw enkele Frankische krijgersgroepen grote sommen goud in ruil voor bondgenootschappen. Deze Franken hielpen de Romeinen dan in hun strijd tegen andere invallende stammen. Toch werd rond 459 het antieke Keulen, een van de grootste steden in het Romeinse noorden, ingenomen door vijandige Franken en omgevormd tot een Frankische plaats. Het Romeinse gezag tussen de rivieren de Maas en de Rijn verzwakte hierdoor ernstig. Frankische leiders zoals de vorst Childeric grepen de macht in Noordwest-Europa. Zijn zoon Chlodowech, beter bekend als Clovis, verenigde talrijke vorstendommen tot één Frankisch rijk. Na de bekering van Clovis tot het christendom groeide deze godsdienst in dat Frankische Rijk, dat zich uitbreidde naar het zuiden. De Franken werden meer en meer een erfgenaam van de Romeinse cultuur in Noordwest-Europa [venster 11]. Daarmee vormden zij in menig opzicht de brug tussen de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen. Ook in het Maasland.