Zuiderzeewet

In 1918 door de Eerste en Tweede Kamer aangenomen.

In de Zuiderzeewet werd afgesproken dat de zee zou worden afgesloten door een dijk ''de Afsluitdijk''. Ook werden er afspraken gemaakt voor drooglegging van gedeeltes van de Zuiderzee.

De komst van de eerste wereldoorlog heeft mede bijgedragen aan het versneld doen intreden van deze wet. Evenals de overstroming in 1916. Er was nu meer motivatie vanuit het land en de overheid om tot zo'n rigoureus besluit te komen.

De Zuiderzeewet was een raamwet, alleen de algemene lijnen waren vastgelegd. Er is onder andere afgesproken dat de overheid voor de kosten van de afsluitdijk zou gaan betalen. De meeste details werden later uitgewerkt.

Waar men toen nog niet zo strikt en nauw met het milieu omging als in onze tijd. De afsluiting kreeg grote gevolgen voor de vissen. De vissen die in zout water leven stierven in de Zuiderzee uit. Er kwamen zoet water vissen voor in de plaats. Dit alles heeft ook grote gevolgen gehad voor de visserij.

Deze gevolgen hebben ervoor gezorgd dat de burgers in de omgeving van de Zuiderzee op zoek moesten naar andere bronnen van inkomsten. 

Voor het stadhuis van Harderwijk staat een beeld van Eibert den Herder, hij was een grote tegenstander van de afsluiting van de Zuiderzee. Hij heeft zich na dit besluit van doorgang ingezet voor de vissers. De overheid heeft uiteindelijk toegestemd met financiele middelen om nieuwe mogelijkheden voor werkverschaffing te bekostigen.