De Beeldenstorm van 1566 had een diepgaande invloed op de Nederlandse politiek, die zich uitstrekte tot de daaropvolgende decennia van de Tachtigjarige Oorlog. Het was niet alleen een religieuze daad, maar ook een politieke uiting van verzet tegen de heersende Spaanse overheersing en de katholieke kerk.
De vernietiging van religieuze symbolen en de opstandige geest die de Beeldenstorm voedde, versterkten de reeds groeiende ontevredenheid onder de Nederlandse bevolking over de Spaanse overheersing en de religieuze onderdrukking. Dit leidde tot een verdere polarisatie tussen de protestantse noordelijke provincies en het katholieke zuiden, wat uiteindelijk resulteerde in de splitsing van de Nederlanden.
De Beeldenstorm werkte als droog gras op vuur voor de Nederlandse Opstand tegen de Spaanse heerschappij. Het versterkte het verlangen naar politieke autonomie en religieuze vrijheid, wat leidde tot de vorming van de Unie van Utrecht in 1579, waarbij de noordelijke provincies zich verenigden tegen de Spaanse koning.
Deze politieke ontwikkelingen culmineerden uiteindelijk in de onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1581. De Beeldenstorm kan dus worden beschouwd als een cruciale gebeurtenis die de weg effende voor de oprichting van een nieuwe politieke vorm gebaseerd op principes van vrijheid, tolerantie en zelfbestuur.