In de laatste maanden van 1944 is het erg onrustig in Roermond. De Tweede Wereldoorlog (1940-1945) houdt ook Limburg in zijn greep [venster 44 & venster 45]. In Roermond worden de buitenwijken ontruimd en worden alle bewoners in het stadscentrum verzameld. De bewoners in de binnenstad kunnen geen kant op terwijl de Duitse bezetter op zoek gaat naar mannen voor de ‘verplichte tewerkstelling’. Wie zich blijft verstoppen, wordt doodgeschoten. Ongeveer 2.700 mannen melden zich daarom met Kerst 1944 in de Heilig-Hartkerk. Zo ook Jo Thomassen, 17 jaar oud: ‘Mijn moeder zei tegen me: Jo, ga maar mee want anders schieten ze je nog dood’. Bepakt met een kleine plunjezak beginnen de mannen lopend aan een tocht van veertig kilometer door de sneeuw, vanuit Roermond de grens over. Jo komt terecht bij een waterleidingmaatschappij in Wuppertal, een stad tussen Düsseldorf en Keulen. Samen met zo’n honderd andere mannen wordt hij ondergebracht in een uitgebombardeerde school. Vanwege voedselgebrek, kou en verveling is de leefsituatie van Jo in de laatste oorlogsmaanden slecht. Want hoewel Jo en de overige mannen zijn weggehaald uit Roermond om in het nazi-Duitsland van Adolf Hitler te gaan werken, is er in Wuppertal weinig voor ze te doen. De hele dag hangen ze maar een beetje rond, op zoek naar wat extra’s te eten bij boerderijen in de buurt. Teruggaan naar Nederland kan niet, want de Duitsers bewaken de rivier de Rijn. Jo blijft in nazi-Duitsland totdat de Amerikanen Wuppertal bevrijden.
Verplicht werken in nazi-Duitsland
De georganiseerde jacht op de Roermondse mannen, ook wel ‘razzia’ genoemd, vond plaats in het kader van de ‘Arbeidsinzet’ oftewel de Arbeitseinsatz. Dit was de naam voor de verplichte tewerkstelling die tijdens de Tweede Wereldoorlog in heel bezet Europa gold. Deze tewerkstelling was een manier van de Duitse bezetter om arbeidskrachten te krijgen, omdat daar in nazi-Duitsland en de bezette gebieden grote tekorten aan waren. Naar schatting hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog tussen de 500.000 en 630.000 Nederlandse arbeiders voor nazi-Duitsland gewerkt, in veel gevallen gedwongen. Het soort werk dat mannen moesten verrichten verschilde sterk. De meesten werkten in de metaalindustrie of in munitiefabrieken. Ook kwamen er mannen terecht bij opruimdiensten, in administratieve functies of in de land-of wijnbouw. De leef- en woonomstandigheden van de tewerkgestelden liepen flink uiteen. Sommige Nederlandse mannen woonden in keurige kamers met goede voorzieningen, zelfstandig of bij mensen thuis, en hadden vrijheid buiten werktijd. Ondanks het feit dat zij er niet vrijwillig waren, konden deze mannen nog best een leuk leven leiden en naar het theater, de bioscoop of het café gaan. Andere mannen belandden in minder goede werk- en woonomstandigheden, bijvoorbeeld in werkkampen waar zij moesten slapen in een slaapzaal in een barak. Zij kregen te maken met kou, slechte hygiëne en voedseltekorten. En met gevaarlijke omstandigheden in de zwaar gebombardeerde Duitse fabrieken en steden. Over het algemeen geldt dat, hoe later in de oorlog dwangarbeiders naar nazi-Duitsland werden gestuurd, des te gevaarlijker het werk was dat zij moesten uitvoeren, en des te slechter de werk- en woonomstandigheden waren. De schatting is dat er door de gedwongen tewerkstelling zo’n 30.000 Nederlanders zijn omgekomen. Precieze aantallen zijn niet bekend.
Vier fases
De dwangarbeid verliep in Nederland in vier fases. Aan het begin van de oorlog, in de eerste fase, werden alleen mensen die geen werk hadden verplicht om in nazi-Duitsland te gaan werken. Als zij niet meewerkten, ontvingen ze geen ‘steun’ – tegenwoordig zou je dit een ‘uitkering’ noemen – van de overheid meer. Als Nederlanders geen ‘passend werk’ in nazi-Duitsland gingen doen, dan was de kans dus groter dat ze nog verder in de financiële problemen kwamen. In Nederland was in die tijd veel werkloosheid. In de tweede fase, vanaf maart 1942, werden mannen met specifieke beroepen aangewezen om naar nazi-Duitsland of de bezette gebieden te reizen. Zij hadden in Nederland al werk, maar kregen via hun werkgever of het arbeidsbureau de opdracht om ‘vergelijkbaar werk’ in nazi-Duitsland te gaan doen. Talrijke mannen hadden daar geen zin in. Ze wilden niet bij hun familie of gezin weg, of ze wilden niet werken voor de Duitse bezetter. Daarom probeerden ze aan de verplichte tewerkstelling te ontkomen door smoesjes of trucs te verzinnen, of ze kwamen niet opdagen. De Duitse bezetter vond dat niet genoeg Nederlandse mannen in nazi-Duitsland werkten. Daarom werd op 7 mei 1943 een algemene Arbeitseinsatz ingevoerd. Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar oud, ongeacht hun werk of privé-situatie, moesten zich nu melden. Alleen arbeiders die écht onmisbaar waren in Nederland kregen daarvoor een vrijstelling. Alsnog meldden niet veel mannen zich. Daarom ging de Duitse bezetter steeds vaker controles en klopjachten organiseren. Zo werden bijvoorbeeld in bioscopen, op markten en in stadions mannen gecontroleerd aan de hand van de leeftijd op hun persoonsbewijs. Als zij in de leeftijd voor de Arbeitseinsatz vielen, werden ze direct gearresteerd en daarna tewerkgesteld.
Kerkrazzia’s
In de laatste fase van de oorlog, vanaf de landingen van de Geallieerden in de Franse kuststreek Normandië in juni 1944, hadden de Duitsers nog een extra reden om Nederlandse mannen op te pakken en weg te voeren uit Nederland. Het Duitse bestuur had namelijk niet alleen arbeiders nodig, maar wilde ook voorkomen dat Nederlandse mannen mee gingen vechten met de Geallieerden. Dat laatste was in Frankrijk en België al het geval geweest. Vanaf de zomer van 1944 werden in Nederland daarom vaker grote razzia’s uitgevoerd, waarvan de Razzia van Rotterdam en Schiedam de grootste is. Daar werden op 10 en 11 november ruim 52.000 mannen opgepakt. Ook in Noord- en Midden-Limburg, zoals in Roermond, vonden volop razzia’s plaats omdat het gebied op dat moment in de frontlinie was komen te liggen. In de maanden september tot en met december 1944 omsingelen de Duitsers met regelmaat kerkgebouwen na het uitgaan van de zondagse mis. Alle aanwezige mannen tussen de 16 en 65 jaar namen ze vervolgens mee om te werken in Duitsland. Bij deze ‘kerkrazzia’s’ in Limburg zijn in de laatste maanden van 1944 zo’n 3.000 Limburgse mannen opgepakt.