stelsel van evenredige vertegenwoordiging
Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging is het huidige kiesstelsel van Nederland. Het totaal aantal uitgebrachte stemmen wordt bij evenredige vertegenwoordiging gedeeld door het aantal zetels. De kiesdeler is de uitkomst. Door het aantal stemmen op die partij te delen door de kiesdeler wordt het aantal zetels van een partij berekend. De partij krijgt geen zetel als de partij minder stemmen als de kiesdeler haalt. Restzetels zijn zetels die overblijven, deze worden verdeeld over de partijen die de kiesdeler gehaald hebben. Kort en in makkelijkere woorden samengevat: als een partij 20% van de stemmen krijgt, krijgt de partij ook 20% van de zetels in de tweede kamer.
Dit is nu heel vanzelfsprekend. Tot 1917 was dit nog niet het geval. Toen hadden we in Nederland te maken met een districtenstelsel. Hierbij had ieder kiesdistrict een zetel in de tweede kamer. Dit is vergelijkbaar met het huidige systeem van Amerika of Groot-Brittannië. De twee beste redenen voor ons land om over te stappen op het stelsel van evenredige vertegenwoordiging waren:
1. Kiezers waren niet meer verdeeld langs geografische lijnen, maar door ideologische lijnen. Dit kwam omdat de Nederlandse samenleving verzuilde.
2. Er kwamen veel meer minderheidsgroepen die hun politieke stem opeisten.
De tweede kamer zag in dat een evenredige vertegenwoordiging eerlijker zou zijn en het districtenstelsel de wensen (die hier boven beschreven zijn) niet kon vervullen. Al eerder had de Nederlandse politiek zich verschoven naar politieke partijen die hun eigen belangen behartigen in plaats van individuele kandidaten, die hun eigen regio vertegenwoordigden.