In 1848 werd een nieuwe grondwet door Willem II getekend, daarin stond dat de koning minder macht kreeg en het parlement en het kabinet juist meer. Deze grondwet wordt ook wel het begin van onze democratie genoemd. In 1844 wilde de tweede kamer een grondwetsherziening, maar de koning was het hier niet mee eens. Thorbecke diende uiteindelijk samen met acht andere Kamerleden het voorstel in om een rechtstreekse verkiezing van de tweede kamer in te voeren en eiste ministeriële verantwoordelijkheid.
Aangezien de koning het niet eens was met dit voorstel en de eerste kamer bestond uit “vrienden” van de koning kwam het voorstel er niet doorheen.
In 1847 was er een troonreden waarin werd aangegeven door de koning dat er een grondwetsherziening aankwam.
Door de onrust in Europa in het zogenoemde revolutiejaar werd de grondwetsherziening beïnvloed. Er was veel onrust, dat begon in Frankrijk en sloeg over naar o.a. Duitsland, Italië, Hongarije en Amsterdam. Uiteindelijk braken er in Frankrijk en Duitsland revoluties uit, in Frankrijk leidde dit tot de afzetting van de monarchie. Hier schrok de koning zo van dat hij besloot liberalistisch te worden in plaats van conservatief. De koning was bang voor zijn positie en vroeg aan Thorbecke om voorzitter van de grondwetscommissie te worden die hij zelf had gemaakt.
Thorbecke bedacht bijna de gehele nieuwe grondwet, hij werd geïnspireerd door Charles Montesquieu, hij was een verlichte filosoof. Hierdoor ontstond de trias politica, wat de scheiding der machten betekend. Je kreeg de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht die ervoor moesten zorgen dat de democratie gegarandeerd kon worden.
De grondwet heeft de basis gelegd van de parlementaire democratie die we tot op de dag van vandaag hebben. Ook is de rechtstaat een onderdeel van de grondwet, dit komt door de grondregels die erin beschreven staan voor mensenrechten waar iedereen zich aan moet houden. Dit zorgt voor een rechtstaat.