constitutionele monarchie
in nederland
Een constitutionele monarchie is een vorm van monarchie waarbij niet slechts de monarch of regent bepaalde bevoegdheden bezit, maar waar naast hem of haar diverse andere ambten bestaan, die eigen bevoegdheden bezitten hen toegekend door de constitutie. Deze constitutie kan geheel of gedeeltelijk neergelegd zijn in een geschreven grondwet, maar dat hoeft niet. Zo kent het Verenigd Koninkrijk wel een constitutionele monarchie, maar geen grondwet.
De moderne constitutionele monarchieën waren voor de Franse Revolutie absolutistische monarchieën; de koning bepaalde alleen de gang van zaken. Een van de weinige landen waar dit niet zo was, waren Engeland, waar het parlement al aanzienlijke rechten had, en de Nederlandse republiek. Officieel was Nederland geen koninkrijk en de stadhouders, de Oranjes, bepaalden dan ook niet alleen het beleid maar probeerden toch voortdurend meer macht in handen te krijgen. Na de Franse tijd was Nederland een volwaardig koninkrijk met een machtige koning. In het revolutiejaar 1848 moest deze een aanzienlijk deel van zijn macht inleveren aan het parlement en was Nederland een echte constitutionele monarchie geworden. In de loop van de 19e eeuw moesten steeds meer monarchen stukje bij beetje hun macht inleveren aan het parlement. Voorbeelden zijn de Scandinavische koninkrijken en ook de Britse monarch raakte steeds meer invloed kwijt. Uitzonderingen waren de Russische tsaar en de keizers van Duitsland en Oostenrijk. Hier waren de monarchen nog autoritaire heersers met veel invloed op het bestuur maar moesten ook hier geleidelijk meer rekening gaan houden met de volksvertegenwoordiging. Zo had je in Duitsland de Rijksdag en in Rusland de Doema. Maar deze volksvertegenwoordigingen hadden nog niet veel invloed op het bestuur en waren deze landen te kenschetsen als semi-constitutionele monarchieën. Mede door de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog braken er volksopstanden uit in deze landen en werd daar de monarchie helemaal afgeschaft.