Dat bestuur werd gevormd door de ambtsjonkers, een aantal edelen die aan bepaalde eisen van welstand en afkomst moesten voldoen; bovendien moesten zij in het ambt een woning hebben. Hun voornaamste taken lagen op het gebied van de financiële zaken, zoals de inning van belastingen, het aanstellen van functionarissen en allerlei kerkelijke aangelegenheden. Zij stonden onder leiding van de oudste jonker, zoals bijvoorbeeld Wilt Johan van Broekhuizen van de Gelderse Toren (1677-1695) of Frederick Willem van Spaen van Biljoen (1711-1718). Daarnaast functioneerde er in het ambt namens het gewestelijke bestuur een schout, die zorg had voor de openbare orde, rechtspraak en voorts als een soort notaris optrad. Door de uitgestrektheid van het ambt waren er in verschillende dorpen onderschouten.
Bij de Bataafse revolutie van 1795 verloren de edelen hun bevoorrechte positie; daarvoor in de plaats kwam er een municipaliteit, bestaande uit zes burgers, afkomstig uit de verschillende dorpen van het ambt. Tot de eerste municipaliteitsleden behoorden Berend Alpherts (De Steeg), Zeger van Arnhem (Rheden), Coenraad Avelingh (Velp), Wouter Harmsen (Rheden), Johan Kroeze (Dieren) en Anthonij van Zadelhoff (Rozendaal). De schout werd nu secretaris van de municipaliteit; ook behield hij zijn notarisfunctie. Bij de revolutionaire Staatsregeling van 1798 verloor het ambt Rheden voor korte tijd zijn zelfstandigheid, omdat het met de ambten Brummen en Renkum werd samengevoegd, maar dat werd al snel weer ongedaan gemaakt. Vanaf 1802 heeft Rheden weer een eigen bestuur, bestaande uit een aantal gegoede inwoners, met als centrale figuur secretaris Laurentius Joan van der Sluis. Dit ambt Rheden zou echter in 1811, na de annexatie van het Koninkrijk Holland door het Franse Keizerrijk, in twee delen worden gesplitst, te weten een gemeente Velp, waar ook Rozendaal aan toegevoegd werd, en een gemeente Dieren, waaronder ook Rheden viel. Burgemeester van Velp werd nu de al genoemde Van der Sluis. In Dieren werd dat G.J. van Rhemen, van de Gelderse Toren, die in 1814 werd opgevolgd door J. Willemse. In 1818 werd die verdeling al weer ongedaan gemaakt, en werd de oude gemeente Rheden, maar nu zonder Rozendaal, weer in ere hersteld. Naast burgemeester Van der Sluis, die tot 1826 aan zou blijven, kwamen er twee wethouders, een situatie die tot na de Tweede Wereldoorlog zou blijven bestaan.
De eenheid binnen de gemeente is enkele malen flink op de proef gesteld. Door de forse toename van het inwoneraantal van Velp, meer dan de helft van de inwoners van de gemeente woonde in het laatste kwart van de 19e eeuw in dat dorp, ontstonden in 1879 plannen om daar een zelfstandige gemeente van te maken. Dat ging op het nippertje niet door. In de beslissende vergadering werd het voorstel met één stem verschil verworpen. Vijfentwintig jaar later (1904) leed een tweede poging ook schipbreuk. Daarmee verviel ook de optie om van het kasteel Overbeek gemeentehuis te maken en werd het twee jaar later afgebroken.
In de afgelopen decennia heeft de grote buurgemeente Arnhem enige malen ideeën ontwikkeld om het territoir van die gemeente uit te breiden door Velp, en Oosterbeek, te annexeren. Die pogingen zijn door een eendrachtige opstelling van de gemeentebesturen van Rheden, Renkum en Rozendaal met volledige steun van de betreffende inwoners op niets uitgelopen. Ook plannen om tot andere vormen van bestuurlijke samenwerking te komen (onder meer met Doesburg) zijn niet van de grond gekomen. Naar verwachting zal de gemeente Rheden in zijn huidige omvang in 2023 450 jaar bestaan.
Auteur: Frank Keverling Buisman