Gezondheidszorg

Herinneringen van een huisarts in ruste

Ruim tachtig jaar geleden toonde de vitrinekast in de spreekkamer van een huisarts een gevarieerd instrumentarium. De dokter was immers ook een beetje tandarts, een beetje oogarts en een beetje chirurg en als apotheekhoudend huisarts was hij ook nog apotheker. Van overleg en samenwerking tussen de artsen was in die jaren nauwelijks sprake. Het waren echte solisten. Toen en nu: een wereld van verschil.

Soorten patiënten

De Duitsers hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog gezorgd voor een ziekenfonds. Tot een bepaald inkomen ben je verplicht verzekerd, daarboven moet je je particulier verzekeren en krijg je van de dokter een rekening. Er is duidelijk verschil tussen de behandeling van deze beide types patiënten. Voor de laatste groep is er spreekuur op afspraak, terwijl de fondspatiënt in de wachtkamer zijn beurt afwacht. Patiënten verwachten wel dat de dokter voor hen alle tijd neemt…  Op het naambordje van mijn vader staat ‘Spreekuur van 8 tot 9’ maar dit loopt vaak uit tot een uur of elf. Daarna worden de visites gereden.

Medicijnen

De apotheekhoudend huisarts maakt en verstrekt zelf de medicijnen. In de keuken zie ik nog een grote wasteil met sodawater staan waarin glaswerk wordt gereinigd voor hergebruik. In het goed afgesloten vergiftkastje staan onder andere de morfineampullen; het sleuteltje is veilig weggeborgen. De kininefabriek blijft lange tijd de groothandel die soms dagelijks medicamenten bezorgt.

De dokter en de patiënt

Het ziektedossier van alle patiënten zit opgeborgen in het hoofd van de dokter. Zelden wordt er iets genoteerd. Tot lang na de oorlog hebben veel mensen nog geen telefoon en worden boodschappen voor de dokter mondeling of schriftelijk doorgegeven. Een genezingsproces is gebaseerd op adviezen over rust en hygiëne en enige basismedicatie (en natuurlijk ook huismiddeltjes…). In 1928 wordt penicilline ontdekt, maar pas na WOII als antibioticum in de huisartsenpraktijk toegepast.

De wijkzuster

Het Groene Kruis heeft een wijkzuster in dienst. Door de huisarts gealarmeerd komt ze, ook door weer en wind, bij de patiënt thuis om te wassen, te verbedden en verbanden te verwisselen. Ben je lid van het Groene Kruis, dan kun je gratis aanspraak maken op allerlei hulpmiddelen. Moeders met baby’s komen daar naar het consultatiebureau en specialisten houden er wekelijks spreekuur: de oogarts, de kno-arts en de huidarts. Naast het patiëntenbestand is ook het kruiswerk verzuild. Het katholieke Wit-Gele Kruis heeft natuurlijk een eigen zuster en een eigen gebouw.

De veranderende huisartsenpraktijk

Maarssen groeit. De huisartsenpraktijk moderniseert en er komt meer samenwerking met collega’s en bijvoorbeeld de verloskundige neemt veel werk uit handen. De plaatselijke apotheek doet zijn intrede. Patiënten gaan nu met een recept naar de apotheek.

De assistente wordt het visitekaartje van de huisarts en verricht tal van administratieve en ondersteunende taken. Er ontstaan groepspraktijken, zelfs gezondheidscentra en een zich ontwikkelend scala aan zorgmogelijkheden.

Huisartsgeneeskunde is sinds 1973 een specialisme met een verplichte beroepsopleiding van (inmiddels) drie jaar na het artsexamen. Er komen landelijk vastgestelde tarieven voor verrichtingen. Er komt voor iedereen een algemene zorgverzekering met een basispakket waarbij de huisarts onbeperkt toegankelijk is.

Teamwork

Inmiddels is ruim de helft van de huisartsen in Nederland een vrouw en is de arts omringd door een uitgebreid team van hulpverleners. Solistisch optreden is onmogelijk; er is intensief overleg. Er is de huisartsenpost voor weekenddiensten en voor spoedgevallen is er het alarmnummer 112.

Er is dus veel veranderd, maar de huisarts is nog steeds de vertrouwensman of -vrouw bij uitstek. Laat dat vooral zo blijven.