Het Kinderwetje van Van Houten heeft voor een groot deel gezorgd voor een eind aan kinderarbeid. Rond 1850 vonden veel mensen dat er een eind moest komen aan kinderarbeid een wet zou daarvoor dus geschikt zijn, maar de regering was het hier op het begin niet mee eens. De regering vond namelijk dat het afschaffen van kinderarbeid zou zorgen voor problemen bij fabrieksdirecteuren, maar niet bij de regering, daarom zagen ze er niet echt het probleem van in.
De politicus vond dat er wel iets aan moest gebeuren en ging daarom zelf een wetsvoorstel schrijven over het kinderarbeid. Deze gebeurtenis was best opmerkelijk, omdat liberalen in het algemeen stond voor kinderarbeid. In het wetsvoorstel werd opgesteld dat het verboden was om kinderen onder de twaalf jaar te laten werken in fabrieken of op werkplaatsen. Uiteindelijk werd de wet toch ingevoerd door de regering met 64 stemmen voor en 6 stemmen tegen, bovendien waren ook veel mensen het eens met de wet.
Van Houten had ook een strafbepaling geplaatst die bedoeld was voor overtreders van de wet, maar er was weinig controle en naleving op de wet. Er waren wel uitzonderingen opgenomen in de wet dit leidden ertoe dat kinderen nog steeds veel moesten werken, zoals in de landbouw en in het huishouden. In 1901 kwam de doorslag vanwege het invoeren van de leerplicht, hierdoor verdween het kinderarbeid voorgoed in Nederland
Het Kinderwetje van Van Houten heeft dus zeker een bijdrage geleverd aan de Rechtsstaat en aan de Parlementaire democratie, omdat deze wet er mede toe heeft geleid dat kinderarbeid stopte en kinderen nu een eerlijke kans krijgen om onderwijs te volgen en zo kennis op te doen.