Ook Joegoslavië was in de loop van 1992 uiteengevallen. Slovenië trad in datzelfde jaar nog toe tot de EBRD; de andere landen van het voormalige Joegoslavië volgden in de jaren daarna: Kroatië en Macedonië (1993), Bosnië en Herzegovina (1996), Servië (2001), Montenegro (2006) en als hekkesluiter Kosovo in 2012.
Ook besloten Tsjechië en Slowakije in 1992 ieder hun eigen weg te gaan. Per 1 januari 1993 werden beide landen apart lid van de EBRD.
Tenslotte werd in 2000 Mongolië lid van de bank. Het land sloot zich binnen de bank aan bij de Nederlandse kiesgroep en werd in 2004 ook operatieland.
Aansluiting van de verschillende landen van het voormalige communistisch blok bij de EBRD werd door de Nederlandse regering van harte ondersteund. Het was immers politiek gezien van het grootste belang de overgang naar markteconomie en democratie een succes te laten worden.
Ten aanzien van Mongolië informeerde de regering de Kamer in 2004 als volgt: " (het land) is sinds april 2000 één van de in totaal 62 aandeelhouders die de EBRD heeft. Het land heeft echter op dit moment geen operatielandstatus, waardoor het thans niet kan lenen van de EBRD. Hoewel Mongolië officieel geen onderdeel van de Sovjet-Unie is geweest en ook geen lid is van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), kent Mongolië als voormalige communistische staat dezelfde transitieproblematiek als de GOS-landen die wel lid zijn en een operatielandstatus hebben bij de EBRD. Mongolië heeft de steun om haar economie te verbeteren hard nodig." (Kamerstuk 29806-(R1768)).