De Arabische lente is de golf van opstanden, protesten en revoluties in de Arabische wereld, die begon op 18 december 2010 in Tunesie. Revoluties volgden in Tunesië, Egypte en Libië evenals burgeroorlogen in Syrië en Jemen. Demonstraties en protesten hadden ook plaats in Bahrein, Jordanië, Marokko, Algerije, Irak, Oman, Libanon en de Palestijnse gebieden.
Oorzaken voor de protesten verschilden van land tot land. De meest genoemde oorzaken zijn onderdrukking, oneerlijk verlopen verkiezingen, corruptie, prijsstijgingen, gebrek aan politieke vrijheid en werkloosheid. In diverse demonstraties stellen mensen hun zittende regeringen verantwoordelijk.
“The changes underway in the Middle East and North Africa are historic and have the potential to open the door to the kind of transformation that occurred in central and eastern Europe after the fall of the Berlin Wall,” zo luidde de verklaring van de G-8 landen over de Arabische lente, uitgebracht in Deauville (Frankrijk) in mei 2011. De G-8 lanceerde het Deauville Partnerschap met Arabische landen in transitie en riepen andere landen en de internationale financiele instellingen (waaronder de EBRD) op zich bij dit partnerschap aan te sluiten, teneinde de transitie naar "free, democratic and tolerant societies" in de Arabische wereld te ondersteunen. Vele landen en instellingen gaven aan deze oproep gehoor. Nederland overigens alleen als onderdeel van de EU.
De EBRD gaf met gezwinde spoed gehoor aan deze oproep, waarbij het een rol voor zichzelf zag weggelegd in de transitie van de regio naar meer efficiënte en meer duurzame markteconomieën. In september 2011 gaven de aandeelhouders hun goedkeuring aan uitbreiding van het geografisch mandaat van de bank met de zuidelijke en oostelijke Mediterrane landen (de SEMED region). Op deze basis werden Egypte, Jordanië, Marokko en Tunesië in 2012 operatielanden. In 2017 volgden Libanon en de Palestijnse gebieden.
Nederland was voorstander van de geografische mandaatuitbreiding van de bank. Het heeft tijdens het onderhandelingsproces met succes een aantal voorwaarden aan deze mandaatuitbreiding gesteld: beperking tot landen in de regio waar de EBRD een toevoegde waarde zou hebben ten opzichte van andere internationale financiële instellingen en toetsing van de individuele landen uit de regio aan de economische en politieke condities die de EBRD hanteerde. Tenslotte was voor de mandaatuitbreiding geen kapitaalverhoging nodig. Dit was zeker ook een belangrijke voorwaarde voor Nederland.