Net als elders in bezet Europa richtte de Duitse bezetter in Nederland enkele grote kampen in om politieke gevangenen en Joden op te sluiten. Een daarvan was het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort gelegen aan de Appelweg. Anders dan de naam doet vermoeden lag het binnen de gemeente Leusden. Op deze plaats was tijdens de mobilisatie van 1939 een Nederlands legerkamp gebouwd dat eind 1941 als gevangenkamp werd ingezet. Een aantal SS-bewakers met ervaring in het Duitse concentratiekamp Dachau zette de toon van de harde bewaking in het strafkamp. In augustus 1941 arriveerden de eerste 195 gevangenen uit een opgeheven kamp bij Schoorl. Daar waren ze nog redelijk netjes opgevangen, maar hier in Amersfoort werden ze direct fysiek gemolesteerd en sadistisch behandeld. Het kamp Amersfoort zou daar berucht om worden: er was weinig toezicht en de bewakers konden hun gang gaan.
Er werden gedurende de oorlog in Kamp Amersfoort ruim 47.000 mensen gevangen gehouden. De meeste gevangenen waren mannen, maar er werden ook vrouwen en kinderen vastgehouden. Onder de kampbevolking waren verzetsmensen, ontduikers van de Arbeitseinsatz, communisten, Joden, Jehova's getuigen, gijzelaars en geallieerde krijgsgevangenen. Vooral de Russische krijgsgevangenen hadden het zwaar te verduren. Zij werden hier ter dood gebracht. In het kamp vonden veel (schijn)processen plaats. De doodvonnissen of represaille-executies zijn bij het kamp maar vooral op de Leusderhei uitgevoerd. Na de oorlog werden in 30 graven de lichamen van 227 personen aangetroffen. Zij werden herbegraven op Rusthof of elders. Meer dan 22.500 gevangenen werden afgevoerd via Kamp Westerbork naar concentratiekampen in Duitsland, ruim 11.000 kwamen vrij.
Voor de opsluiting van gestrafte gevangenen werd een bunkercomplex gebouwd. Het kamp was omgeven door prikkeldraad en bij de poort was een straf- en verzamelplaats. Die plek werd De Rozentuin genoemd, een naam die de Duitsers uit Dachau hadden meegenomen. Voor de gevangenen werden vijf barakken ingericht. Minimaal drie keer per dag werd appel gehouden en moesten de gevangenen zinloze exercities uitvoeren, waarbij mensen mishandeld en getreiterd werden.
In 1943 werd het kamp korte tijd gesloten om te worden verbouwd en uitgebreid. Steeds meer gevangenen werden naar Amersfoort gestuurd. Die moesten allemaal aan het werk gezet worden. In de omgeving werden bedrijven benaderd om dwangarbeiders op te nemen. In de loop van de tijd bleek de aanwezigheid van het Rode Kruis een remmende invloed te hebben op het aantal mishandelingen van de gevangenen. Wel nam het aantal executies toe. De enige troost was dat de voedselvoorziening verbeterde, waardoor het gevaar van de hongerdood op de achtergrond verdween. In april 1945 nam het Rode Kruis het kamp over.