Begin jaren zestig ging het zo goed met de economie in Nederland, dat er onvoldoende arbeidskrachten waren om al het werk te verrichten. Er werd een oplossing over de grens gevonden: duizenden Spanjaarden, Italianen en inwoners van wat toen Joegoslavië heette kregen een contract aangeboden om een paar jaar in Nederland te werken.
De vraag naar goedkope werkkrachten bleef groeien. Halverwege de jaren zestig gingen de grote bedrijven actief arbeiders werven in Turkije en Marokko.
Ze werden gastarbeiders genoemd, want de verwachting was dat ze na het contract naar huis zouden gaan. De gastarbeiders verrichtten zwaar werken, en maakten lange uren voor een loon dat vaak lager lag dan het gemiddelde loon in Nederland.
Vanwege allerlei redenen bleven ze langer dan de duur van het contract, en velen zelfs voorgoed.
In het straatbeeld verrezen Italiaanse restaurants en ijszaken, Turkse koffiehuizen en winkels, en moskeeën en islamitische scholen.