Een nieuwe linie
Door de staatskundige veranderingen vanaf 1795 was de macht van de provincies flink beperkt. Het was daardoor mogelijk geworden om het eeuwenoude plan om Utrecht bij de waterlinie te betrekken opnieuw te onderzoeken. Door de voortdurende oorlogen was hier echter weinig van terecht gekomen. Na 1815, in het nieuwe Koninkrijk der Verenigde Nederlanden, kon het plan wel worden uitgevoerd. Maar ook toen gebeurde er weinig, omdat de meeste aandacht uitging naar het versterken van de zuidgrens van het nieuwe land; in het huidige Wallonië.
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Na de Belgische opstand tegen de Oranjekoning en de internationale erkenning van België als onafhankelijk land kwam de Hollandse Waterlinie opnieuw op de agenda. Er werd besloten om de stad Utrecht te betrekken bij de waterlinie met een serie van forten en nieuwe inundatiegebieden. Deze ‘Utrechtse Linie’ lag voor het deel van de Hollandse Waterlinie tussen Nieuwersluis, Woerden, Oudewater en de Lek. Al snel werd besloten om alleen nog het Utrechtse deel te onderhouden. De combinatie van beide linies vormde de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ten zuiden van de Lek veranderde er weinig. Gorinchem bleef daardoor onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die ook zuidwaarts werd uitgebreid met enkele forten in het Land van Altena.
Inzet van de linie
De polders ten oosten van Gorinchem zijn een van de weinige plaatsen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie die in 1940 echt onder water zijn gezet. Niet direct aan de randen van de stad, maar vanaf de Linge beneden Heukelum richting de Waal tegenover Loevestein.