Avontuurlijk
Herwijnen was destijds een groot dorp tussen de Waal en de Linge. De familie woonde in 'Dijkzigt', een aan de dijk van Herwijnen gelegen statig landhuis, wat er nu nog staat. Hij groeide op in een welgesteld milieu en had al jong militaire interesse. Hij voerde de dorpsjeugd aan bij de hardhandige ontmoetingen met jeugd uit naburige dorpen. Kostschool in Tiel beviel hem allerminst en hij besloot weg te lopen. Als negenjarige liep Van den Bosch dertig kilometer van Tiel terug naar Herwijnen. Omdat zowel zijn vader als grootvader praktiserend arts waren zou Van den Bosch als oudste zoon die lijn volgen. Hij werd apothekersleerling in Amsterdam. Hij was echter avontuurlijker ingesteld en begon in zijn vrije tijd wiskunde te studeren. Zijn vader, overgehaald door de apothekersleermeester, liet hem een studie civiele en militaire bouwkunst volgen.
Militaire carrière
Dat leidde tot een veelzijdige carrière. In 1797 werd hij benoemd tot Luitenant der genie, in 1798 als eerste luitenant bij het garnizoen te Batavia en in 1801 werd hij bevorderd tot kapitein. In 1808 werd hij op eigen verzoek eervol ontslagen met de rang van kolonel. Hij vestigde zich op zijn landgoed op Soedimara. Dat was van korte duur. Na verkoop in 1810 ging het gezin per schip naar Nederland. Daar zette hij zijn militaire carrière in het Nederlandse leger voort, hij klom op tot generaal. Van de Bosch vestigde zich nabij Herwijnen.
Armoedebestrijding
Met steun van Koning Willem I richtte Van den Bosch in 1818 de Koloniën van Weldadigheid op. Deze maatschappij van Weldadigheid was een particuliere organisatie. Van den Bosch werd directeur van de Maatschappij van Weldadigheid en kocht in Drenthe woeste grond zodat arme gezinnen die konden ontginnen. Na de Franse overheersing was Nederland in het begin van de negentiende eeuw sterk verarmd. Van den Bosch onderkende het probleem en ondernam daadwerkelijk stappen om te proberen armoede uit te bannen. Armoedige gezinnen, veelal uit de grote steden, werden geholpen een eigen bestaan op het Drentse platteland op te bouwen als boer. Het begin van dat groots maatschappelijk experiment is nog steeds zichtbaar in het landschap en aan de gebouwen in deze kolonie (Frederiksoord). Ze staan sinds 2021 (gedeeltelijk) op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
Proefkolonies
Van den Bosch ging voortvarend van slag. Van de 52 gezinnen uit alle delen van het land die uitverkoren waren om mee te doen aan het experiment van de proefkolonie woonden er na vier jaar nog 42 gezinnen. Een groot deel van hen is er zelfs tot hun dood blijven wonen. De maatschappij bouwde vervolgens definitieve kolonies met kleine huisjes en wat grond op regelmatige afstand van elkaar langs kaarsrechte wegen. De Maatschappij stichtte ook eigen scholen en had koloniegeld. Van 1818 tot 1911 zijn er 1.400 gezinnen opgevangen. De kolonies werden later dorpen, o.a. Frederiksoord. In 1827 kwam er een einde aan het directeurschap van Van den Bosch van de Maatschappij. De staat vroeg hem om orde op zaken te stellen in de West-Indische kolonies (Nederlandse Antillen en Suriname). In 1834 werd hij benoemd tot de Nederlandse minister van Koloniën, een functie die hij vijf jaar heeft bekleed. Hij overleed op 28 januari 1844 te Den Haag.
Bronnen:
- Angelie Sens, De kolonieman. Johannes van den Bosch (1780 - 1844), volksverheffer in naam van de koning (Amsterdam 2019)
- Verenigingsblad historische vereniging Den Ouden Dijk, 'Johannes van den Bosch, van "spijbelaar tot generaal"', in: nr. 5 (1997), p. 20 - 26 (PDF).
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_van_den_Bosch
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Maatschappij_van_Weldadigheid
- www.kolonievanweldadigheid.eu
Rechten
Marjan van Ooijen, CC-BY-NC