Aletta Jacobs is geboren op 9 februari 1854. Ze komt uit een groot gezien. Haar vader is huisarts en Aletta wil graag in zijn voetsporen treden. Maar ongeveer 150 jaar geleden was dat nog niet mogelijk voor een vrouw.
Vrouwen hoorden thuis te zorgen voor de man, dacht men toen. Studeren was voor vrouwen geen optie. Aletta wilde toch studeren. Ze schreef een brief aan Johan Thorbecke, die minister van Binnenlandse Zaken was. Ze vroeg aan hem een vrijstelling voor het toelatingsexamen van de universiteit. Ze krijgt na enige tijd deze vrijstelling, waardoor ze kan beginnen te studeren voor arts aan de universiteit van Groningen.
In 1878 studeert ze af als arts en later promoveert ze ook nog tot dokter in de medicijnen. Aletta wordt huisarts in Amsterdam in haar eigen praktijk. Ze krijgt veel kritiek te verduren, omdat ze gratis spreekuren houdt voor vrouwen. Ook helpt zij de vrouwen, die uitgeput raakten door veel zwanger te zijn, aan voorbehoedsmiddelen. Er was in die tijd nog niet veel bekend over voorbehoedsmiddelen.
Zij zette zich ook in voor betere werkomstandigheden voor winkelmeisjes. Winkels werden verplicht om personeel de mogelijkheid te bieden te kunnen zitten, in plaats van dat ze de hele dag moesten staan. Ook zette Aletta Jacobs zich in voor het kiesrecht van vrouwen. In 1893 word ze lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, waarvan ze in 1903 voorzitter wordt.
In 1917 kregen vrouwen passief kiesrecht. Ze mochten zich wel verkiesbaar stellen, maar zelf nog niet stemmen. In 1919 bedenkt Aletta Jacobs een wetsvoorstel voor vrouwenkiesrecht. Dit voorstel wordt ook aangenomen. In 1922 wordt het actieve kiesrecht voor vrouwen opgenomen in de Grondwet. Nu mochten de vrouwen ook stemmen.