De Reformatie

Van pastoor naar predikant

Ergens tussen 1566 en 1574 besloot iemand vijf boekjes te verstoppen in de kerktoren van Boskoop. Dat gebeurde op twaalf meter hoogte, in een ingemetselde ruimte die zowel van binnen als van buiten onzichtbaar was. Op deze manier wilde hij deze protestantse boekjes verbergen voor de overheid. Het bezit daarvan was namelijk streng verboden en zelfs levensgevaarlijk. Kennelijk hoopte de eigenaar op betere tijden. Deze gebeurtenis is tekenend voor deze tijd van religieuze woelingen, waarin een deel van de mensen de Rooms-Katholieke Kerk de rug toekeerde.

Een gevaarlijke tijd

In de tijd dat deze boekjes werden verstopt, hadden steeds meer mensen in Holland moeite met de rooms-katholieke leer en gewoonten. Zij volgden religieuze hervormers als Maarten Luther en Johannes Calvijn, de zestiende-eeuwse grondleggers van het protestantisme. Voor protestanten waren boeken erg belangrijk. De vijf Boskoopse boekjes geven daarvan een indruk. Ze dateren uit de jaren 1540-1566 en bevatten protestantse geloofsbelijdenissen, maar ook psalmen en andere geestelijke liederen die bij de protestantse eredienst behoren.

De overheid stond boeken met zulke nieuwe godsdienstige opvattingen echter niet toe. De Spaanse koning, die hier de macht uitoefende, zag het als zijn taak de Rooms-Katholieke Kerk tegen hervormers te beschermen. Hij noemde protestanten ‘ketters’. Een groot aantal van hen werd vanwege hun geloof gevangengezet, gruwelijk gemarteld en zelfs gedood.

In de Nederlanden nam de onderdrukking nog in hevigheid toe nadat protestanten in 1566 in veel plaatsen kerk- en kloosterinterieurs hadden vernield. Het is onzeker of zo’n ‘beeldenstorm’ ook heeft gewoed in de dorpen van de huidige gemeente Alphen aan den Rijn. Maar ook hier moesten mensen rekening houden met meedogenloos overheidsoptreden tegen ‘ketters’. Na 1566 was het dus maar beter om protestantse boeken te verbergen.

De regering kon de Reformatie of Kerkhervorming evenwel niet tegenhouden. In verschillende plaatsen in Holland besloten protestanten eigen kerkdiensten te organiseren. Soms ging de pastoor zelf over tot de nieuwe leer, zoals Hendrick Wolphertsz van der Laer in Zwammerdam in 1576. In Hazerswoude was er een groep protestanten die op 7 juni 1572 de katholieke parochiekerk overnam. De pastoor, Theodorus de Vrije, vertrok naar zijn zus in Utrecht, maar hij nam wel het kerkelijk zilver en goud mee. In 1572 kreeg ook de kerk van Boskoop een protestantse predikant, Gerrit Jacobsz, die al snel voor het Spaanse geweld moest vluchten, maar in 1574 terugkeerde.

Hoe het in andere Rijnlandse dorpskerken omstreeks 1572 toeging, is door een gebrek aan bronnen niet duidelijk. Mogelijk hielden veel kerkleden afstand van de religieuze twisten: zij maakten voor zichzelf nog geen scherpe keuze tussen protestants en rooms-katholiek. Het is niet duidelijk welk percentage van de bevolking de nieuwe leer aanhing en hoeveel mensen twijfelden.

 

De Reformatie krijgt de overhand

De keuze voor het protestantisme was gevaarlijk, zeker zolang er Spaanse soldaten in het gebied aanwezig waren. In 1573 was dat volop het geval in verband met de belegering van Leiden. Pas in 1574 wist het leger van Willem van Oranje de stad te ontzetten en de Spanjaarden uit het gewest Holland te verdrijven.

Daarna kreeg in dit gewest de Reformatie de overhand. Nadat het bestuur van het bevrijde gebied de openbare uitoefening van het rooms-katholieke geloof had verboden, namen protestanten overal de kerkgebouwen over. Ze verwijderden de heiligenbeelden en het altaar. In plaats van de pastoor kwam er een predikant. Die droeg niet de mis op, maar richtte zich op het preken over de Bijbel.

Voor wie rooms-katholiek wilde blijven, had deze overgang grote gevolgen. Katholieken mochten hun geloof nog wel belijden, maar uitsluitend in besloten kring. Omdat ze toch behoefte hadden aan gemeenschappelijke bijeenkomsten, begonnen ze in sommige dorpen een schuilkerk. Zo’n kerk was gevestigd in een pand dat van buiten niet als kerk herkenbaar was. Aan de Rijndijk waren er twee van zulke schuilkerken: in de kelder van boerderij De Steenenpoort in de buurtschap Groenendijk en op de zolder van een boerderij in Hazerswoude-Rijndijk. Veel mensen gingen er lopend naartoe – daaraan herinnert de naam Papenpad.

In Boskoop was de situatie vergelijkbaar: katholieken kwamen bijeen in boerderijen in de buurtschappen Randenburg en Middelburg. In de achttiende eeuw bood de ambachtsheer van Alphen en Rietveld, Willem Assuerus van der Meer, katholieken zelfs de gelegenheid bijeen te komen in de huiskapel van de chique buitenplaats Oud-Kalslagen. Later schonk hij de parochianen in Alphen en Aarlanderveen een boerderij in Gouwsluis, die in 1748 tot schuilkerk werd verbouwd.

 

Remonstranten en doopsgezinden

Niet alleen katholieken waren aangewezen op schuilkerken. Al in het begin van de zeventiende eeuw ontstonden er moeilijkheden doordat protestanten verschillend dachten over de uitleg van de Bijbel. Vooral in Zuid-Holland bestond grote verdeeldheid tussen ‘remonstranten’ en ‘contraremonstranten’. Stadhouder Maurits koos partij voor de contraremonstranten. Een grote kerkvergadering, de Synode van Dordrecht (1618-1619), bevestigde die keus. De remonstrantse predikanten mochten niet meer de preekstoel op. De Dordtse Synode zorgde er ook voor dat er een nauwkeurige vertaling van Gods Woord kwam: de Statenbijbel. De kerk kwam daarna tot bloei, ook doordat er meer eenheid was.

Toch ging niet iedereen mee in deze beslissing. In Hazerswoude bijvoorbeeld werden in 1623 nog steeds remonstrantse kerkdiensten gehouden. Daar gingen enkele honderden mensen naartoe, terwijl er nog geen tachtig in de dorpskerk naar de gereformeerde predikant luisterden. Ook Boskoop had een remonstrantse gemeente, met een eigen kerk aan de Gouwe (nu Noord-Waddinxveen). De predikant bediende vaak ook de remonstrantse schuilkerk in Zwammerdam. Die bestaat nog steeds. Hij dateert uit 1636 en is de op één na oudste remonstrantse schuilkerk in Nederland.

Een andere protestantse stroming was die van de doopsgezinden. Zij hebben in Rijnland maar één kerk gehad: in Hazerswoude-Dorp. Eind achttiende eeuw had deze gemeente geen leden meer. In 1797 namen rooms-katholieken de leegstaande kerk in gebruik. Na meer dan twee eeuwen hadden zij zodoende weer een eigen gebouw in Hazerswoude-Dorp.

Dat dit in 1797 gebeurde, is geen toeval. Kort na het einde van de Republiek (1795) was er namelijk ook een eind gekomen aan de bevoorrechte positie van de protestantse kerk. Voortaan was er godsdienstvrijheid en mochten ook katholieken hun geloof in het openbaar belijden.

 

TEKST: L. VOGELAAR

 

BEZOEKEN

  • De Brugkerk (Dorpsstraat 53, Koudekerk aan den Rijn).
  • Remonstrantse schuilkerk Zwammerdam (Molenstraat 10).

VERDER LEZEN

Een vaste burcht. Grepen uit de geschiedenis van de Hervormde Gemeente te Zwammerdam 1587-1987 (Zwammerdam 1987).

... Herinneringen aan ... 700 jaar dorpskerk ([Koudekerk] z.j.).

R. Grootveld en B. Koopmans, Geleert en gesticht. 400 jaar Hervormde gemeente Benthuizen (Benthuizen 1992).

J. Haitsma, Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Hervormde (Gereformeerde) Kerk van Boskoop van 1566-1974 (Boskoop 1981).

W.M.C. Regt, Gedenkboek ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan der Ned. Hervormde Gemeente te Alphen aan den Rijn (Alphen aan den Rijn 1932).