Nut van ’t Algemeen

Notabelen zetten zich in voor volksverheffing

Rond 1800 kwamen ze overal op: lokale departementen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. In de geest van de Verlichting zochten de oprichters naar manieren om te komen ‘tot verbetering van den verstandelijken, zedelijken en maatschappelijken toestand des volks’. In 1809 werd het departement Alphen-Oudshoorn opgericht. In de jaren daarna volgden in de omgeving meer departementen.

In 1784 richtte een groep rond de Edammer predikant Jan Nieuwenhuyzen (1724-1806) samen met enkele medestanders de landelijke Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (hierna: het Nut) op. Al spoedig kwamen er ook lokale departementen. Het eerste binnen de huidige gemeente Alphen aan den Rijn, Alphen-Oudshoorn, werd opgericht op 23 januari 1809. Hierbij sloten zich onder meer inwoners aan uit Hazerswoude, Benthuizen en Zwammerdam, maar ook uit Wilnis en Moerkapelle. Velen splitsten zich echter al snel af in lokale departementen binnen hun eigen woonplaatsen, waaronder Aarlanderveen-Zwammerdam (1818) en Hazerswoude-Koudekerk (1835). Ook Boskoop stichtte in 1836 een eigen departement. Tussen 1861 en 1876 deed zich in het dorp Alphen de merkwaardige situatie voor dat er twee departementen waren: Alphen-Oudshoorn en Alphen-Aarlanderveen Lage Zijde.

Lang hebben veel van deze lokale departementen overigens niet bestaan. In 1934 werden alleen de departementen in Alphen aan den Rijn en Zwammerdam nog vermeld. Vandaag de dag kent alleen Zwammerdam nog een actief departement. Het departement Boskoop onttrok zich in 1896 aan de landelijke organisatie en ging door als ‘Vereniging Plaatselijk Nut’. Deze vereniging bestaat nog steeds.

 

Volksverheffing op christelijke grondslag

Het Nut was een wegbereider in de ontwikkeling van democratie en burgerschap in Nederland. Het is daarom belangrijk om stil te staan bij de vraag wat de oprichters voor ogen hadden met de woorden ‘nut’ en ‘het algemeen’. De Oudshoornse predikant Cornelis Nicolaas de Graaff (1810-1888) behandelde deze vraag in zijn redevoering bij het vijftigjarig bestaan van het departement Alphen-Oudshoorn in 1859. Als doel had het Nut de ‘bevordering van godsdienst en goede zeden, overeenkomstig de grondslagen der Christelijke godsdienst’ en het verspreiden van ‘algemeen volksgeluk’ door het ‘voortplanten van nuttige kundigheden, voornamelijk onder min geoefenden’. Met nuttige kundigheden bedoelde De Graaff vooral arbeid en geen filosofische beschouwingen. De oude Griekse en Romeinse filosofen hadden zich ‘onledig’ gehouden met ‘afgetrokken [theoretische] bespiegelingen’ en hadden zich verdiept ‘in nuttelooze onderzoekingen’. Daar had de samenleving niets aan. In de loop van de twintigste eeuw raakte deze toch wat strenge zienswijze echter op de achtergrond.

 

Werkterreinen van het Nut

Onder de leden waren vele lokale notabelen, onder wie predikanten, burgemeesters en onderwijzers, en vermogende handelaren en ambachtslieden. De jaarlijkse contributie voor het departement Alphen-Oudshoorn bedroeg in 1886 vijf gulden. Het is maar zeer de vraag of ‘gewone burgers’ een dergelijk bedrag over hadden voor iets waarvoor zij niets tastbaars terugkregen. Daarom was het lidmaatschap lange tijd vooral een blijk van prestige. Toch ondernam deze bovenlaag onder het vaandel van het Nut wel pogingen om iets voor de minvermogende inwoners te doen. De Nutsinstanties waren dan ook voor iedere inwoner toegankelijk.

Een van de eerste initiatieven was het openen van een publieke leeszaal in 1809, een voorloper van de openbare bibliotheek van vandaag. Deze leeszaal was niet meer dan een van de ruimten in herberg De Star, waar de leden bijeenkwamen. Gedurende de negentiende eeuw breidde het Nut zijn werkzaamheden steeds verder uit. Zo openden verschillende departementen een Nutsspaarbank, waaraan iedereen kon deelnemen. In Alphen-Oudshoorn werd het ziekenfonds Hulp in Lijden opgericht, om de gezondheidszorg toegankelijker te maken. Verder stichtte het Nut scholen, waardoor meer kinderen onderwijs konden genieten. Er kwamen bijvoorbeeld scholen waar arbeiders vervolgonderwijs konden volgen, zoals de Nutstekenschool. Tot slot werden de departementen zelfs actief in de woningbouw. In de gemeente Alphen aan den Rijn gaf de Nutsstichting tot Verbetering van de Volkshuisvesting tot in de jaren zeventig opdracht tot de bouw van woningen. Veel van de oorspronkelijke instanties van het Nut bestaan inmiddels niet meer, maar veel van de idealen leven nog voort in hedendaagse opvolgers, zoals bibliotheken en woningcorporaties.

 

Nutsgebouw

Door de toename van het aantal activiteiten kreeg het Alphense Nut behoefte aan een eigen gebouw. In 1892 nam de ledenvergadering van het departement Alphen-Oudshoorn het voorstel aan om in Oudshoorn bij de Aarbrug een stuk grond aan te kopen teneinde daar een nutsgebouw te stichten. Voor het ontwerp schreef de speciaal opgerichte bouwcommissie in 1893 een prijsvraag uit. Een vereiste was dat het gebouw ‘zowel in- als uitwendig een eenvoudig karakter’ had. Er moest plaats zijn voor een lokaal voor de Nutsspaarbank, een lokaal voor bestuurs- en commissievergaderingen, met daarin een kast voor de bibliotheek, een grote zaal voor openbare vergaderingen (die ook als gymnastieklokaal kon worden gebruikt), een lokaal voor de bewaarschool en een woning voor de conciërge. De kosten mochten niet boven de vijftienduizend gulden uitkomen.

De prijsvraag werd gewonnen door de Leidse architect H.J. Jesse. Bij de opening van het Nutsgebouw op 19 december 1894 sprak de verslaggever van De Rijnbode zijn waardering uit voor het nieuwe ‘sieraad onzer streek’. De eerste lezing in het nieuwe gebouw vond plaats op 14 januari 1895. In de twintigste eeuw werd het Nutsgebouw het culturele centrum van Alphen aan den Rijn. Men kon er film- en theatervoorstellingen en tentoonstellingen bezoeken, en verschillende verenigingen hielden er bijeenkomsten. Daarnaast werd een podium geboden aan politieke sprekers, dichters en schrijvers. Op maandag 4 maart 1935 sprak NSB-leider Anton Mussert in het Nutsgebouw, twee weken later gevolgd door Hendrik Tilanus van de Christelijk-Historische Unie (CHU). Direct na de Tweede Wereldoorlog deed het gebouw kort dienst als gevangenis voor NSB’ers.

In 1968 stopten alle activiteiten in het Nutsgebouw vanwege ruimtegebrek bij de Nutsspaarbank, die vanaf dat jaar het hele gebouw in gebruik nam. Daarnaast had het gemeentebestuur plannen om het centrum te ontwikkelen, waarbij de gebouwen rond het Thorbeckeplein gesloopt zouden worden. Dat lot is het Nutsgebouw gelukkig bespaard gebleven. In 2016 en 2017 is het pand grondig gerestaureerd, waarna een herbestemming tot horecagelegenheid heeft plaatsgevonden. Het departement Alphen-Oudshoorn was toen al opgeheven, namelijk in 1996.

 

TEKST: RUTGER NIJHOF

 

BEZOEKEN

  • Aan de zijgevel van het Nutsgebouw (Hooftstraat 2, Alphen aan den Rijn) herinnert vandaag de dag nog een gedenkplaat aan de vroegere functie van het gebouw.
  • Het Nutsgebouw in Zwammerdam (Brugstraat 2).

VERDER LEZEN

Gerbrand van Ast, ‘De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen te Zwammerdam’, Ons Zwammerdam, Historische reeks 2 (1987) 7-30.

Gedenkboek Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (Leiden 1934).

Martien Paats, ‘Kent Gij het Nut?’, De Viersprong 18 (2001) nr. 68, 61-71.