23. Marten Douwes Teenstra

Strijder tegen slavernij

Marten Douwes Teenstra (Ruigezand, 1795 – Ulrum, 1864) komt uit een doopsgezinde familie van vooruitstrevende boeren. Hij is voorbestemd om zelf ook boer te worden, maar het loopt anders. Als landbouwkundige reist hij de wereld over en ziet met eigen ogen hoe tot slaafgemaakten in de koloniën behandeld worden. Zijn verdere leven zet hij zich in om de slavernij af te schaffen – wat een jaar voor zijn dood in 1864 ook gebeurt

Moderne boeren

In de vruchtbare kleistreken van het noordelijke Westerkwartier doen boeren goede zaken. Ze zijn rijk en belezen en streven naar vernieuwing. Die vernieuwing komt ook van de Groninger universiteit, waar de landbouwwetenschap in opmars is. Douwe en Aedsge Teenstra komen uit Friesland en dijken zelf de kwelder Ruigezand in. Daar bouwen ze twee grote boerderijen op. Ze zijn doopsgezind, patriot en strijden ervoor dat de boeren meer zeggenschap krijgen. Ook komen ze op voor goed onderwijs, nemen allerlei natuurkundige proeven, ontwikkelen nieuwe landbouwmethoden en zijn actief in de Maatschappij tot Nut van het Algemeen.

Op reis

Marten Douwes Teenstra is een zoon van Douwe Martens en lijkt een gouden toekomst tegemoet te gaan. Zijn vader koopt een peperdure boerderij voor hem in de net ingepolderde Noordpolder maar door de wereldwijde landbouwcrisis gaat Marten failliet. Om zijn fortuin te herstellen vraagt hij om een functie in Nederlands-Indië. Hij reist er met het schip de Abel Tasman in 1824 naar toe, maar wordt ziek en moet aansterken in Zuid-Afrika. Daar ziet hij hoe slaven worden mishandeld en familieleden gescheiden van elkaar worden verkocht. Ook in Nederlands-Indië ziet hij taferelen van uitbuiting en slavernij. Maar zijn belangrijkste leerperiode is die in Suriname waar hij zes jaar blijft, van 1828 tot 1834. In die periode reist hij door heel Suriname en schrijft uitgebreide rapportages over de plantages in deze Nederlandse kolonies. Ook is hij enkele keren op de Antillen.

Abolitionist

Sinds Bataafse tijd zijn lijfstraffen in Nederland verboden, maar in de koloniën worden die nog wel uitgedeeld. In 1833 is Marten in Paramaribo. getuige van de dood op de brandstapel van drie gevluchte slaafgemaakten. Teenstra is verontwaardigd over de barbaarse straf en uit dat in het openbaar. Dat leidt tot zijn ontslag en zijn terugkeer naar Groningen. Daar wordt hij schrijver van kinderboeken en boeken over geschiedenis. Ook schrijft hij over (= tegen) tovenarij, bijgeloof en zijn dorpsgenoot Dominee De Cock [zie venster 21]. Het thema waar hij het meest over schrijft is de afschaffing van de slavernij. In boeken en petities aan Koning en Parlement komt hij met felle aanklachten. Die zijn goed onderbouwd en soms pijnlijk precies. Hij roept iedereen op om afschaffing van de slavernij te eisen. Lange tijd luistert er niemand naar deze abolitionist: het economische belang van de slavernij is te groot. Adel en welgestelde burgers hebben geïnvesteerd in plantages in ‘De West’ en ook veel gewone mensen profiteren van het toerusten van (slaven)schepen. Maar vanaf de jaren 1850 keert het tij.

Als Marten Douwes in 1864 overlijdt is de slavernij sinds een jaar afgeschaft. In zijn laatste petitie bepleit hij een eerlijke vergoeding voor de tot slaafgemaakten en strikt staatstoezicht op die afschaffing. Nog voor Harriet Beecher Stowes boek ‘De negerhut van Oom Tom’ van 1852 en ruim voor Multatuli’s ‘Max Havelaar’ (1859) laat Marten Douwes Teenstra al van zich horen. Hij is een toonaangevende abolitionist. De belangrijke Surinaamse activist Anton de Kom haalt hem instemmend aan in zijn boek ‘Wij slaven van Suriname’ uit 1934.

 

Thematische lijnen

  1. Wat geeft betekenis? - zingeving en levensbeschouwing
  2. Woord en beeld verbinden - taal, kunst en cultuur
  3. Wie telt er mee? - sociale (on)gelijkheid
  4. Wie bestuurt er? - politiek en samenleving
  5. Knooppunt van verbindingen – wereldeconomie

 

Verwijzingen

Canon van Nederland: Slavernij; Max Havelaar; Anton de Kom