Maarssenbroek
De eerste ’aanslag’ op het agrarisch grondgebruik vond plaats in de polder Maarssenbroek in de negentiende eeuw. Er kwamen grote, infrastructurele werken van nationaal belang: de spoorlijn Amsterdam-Utrecht en het Merwedekanaal. Vlak voor WOII werd begonnen met nog een belangrijk project: de A2. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw begon de ontwikkeling van Maarssenbroek. Dit zou leiden tot het verdwijnen van alle 29 boerderijen.
Bethunepolder
De Bethunepolder ontstond rond 1880. Hoewel de polder te nat bleef, werd veeteelt toch mogelijk. Er stonden meer dan dertig boerderijen. Vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw begon een proces van bedrijfsbeëindiging door schaalvergroting, productiebeperkende overheidsmaatregelen en gebrek aan opvolgers. De opname van de Bethunepolder in het Noorderpark versnelde deze ontwikkeling. Nu zijn er van de vierendertig veehouderijen nog twee over, maar deze bedrijven hebben respectievelijk wel meer dan honderd en tweehonderd koeien.
Tienhoven, Oud-Maarsseveen, Oud-Zuilen en Maarssen-dorp
De drastische vermindering van het aantal boerenbedrijven deed zich ook voor in de andere delen van de toenmalige gemeente Maarssen. In Tienhoven stonden achttien veehouderijen. Die zijn nu alle verdwenen. In Oud-Maarsseveen stonden veertien boerderijen waarvan er nog vier in bedrijf zijn. In Oud-Zuilen stonden zestien boerderijen. Eén boerderij, een veehouderij, is nog in bedrijf met ruim honderd koeien. In en om Maarssen-dorp stonden vijfendertig boerenbedrijven. Vijf grotere veehouderijen zijn nu nog in bedrijf. Daarvan hebben er twee respectievelijk honderdveertig en honderdvijftig koeien.
Tuinbouw en sierteelt
In de Bethunepolder was ook sprake van tuinbouw, maar de condities waren slecht. Het verloop was dan ook groot. Buiten de polder waren de tuinderijen voornamelijk gevestigd aan de Herenweg, de Gageldijk en langs het Zandpad.
Een nieuw verschijnsel eind negentiende/begin twintigste eeuw was de opkomst van de glastuinbouw, ook in Maarssen. Rond 1930 is er sprake van enkele tientallen tuinders. Er waren ook bedrijven die zich richtten op de kweek van bloemen en bomen.
De slechte productieomstandigheden voor de tuinbouw deden zich niet alleen voor in de Bethunepolder, maar ook in het Maarsseveense Plassengebied ten oosten van deze polder. Uit onderzoek bleek dat het rendement van de bedrijven te laag was voor een redelijk inkomen. Uiteindelijk leidde dat tot een ruilkavelingsplan in de jaren zestig. Het plan maakte de realisering van verschillende doelen mogelijk: zandwinning voor de aanleg van de wijk Overvecht, de aanleg van het recreatiegebied Maarsseveense Plassen rond de plassen ontstaan door de zandwinning en de verbetering en uitbreiding van het Maarsseveense tuinbouwareaal.
Naoorlogse ontwikkeling
Na de oorlog ontwikkelden de prijzen van de veeteeltproducten zich beter dan die van de akkerbouwproducten. Het areaal akker- en tuinbouwgrond nam hierdoor af. Vanaf de jaren zeventig ging ook de veehouderij achteruit. De cijfers van het CBS voor Maarssen in het jaar 2000 bevestigen het beeld: één akkerbouwbedrijf; twee tuinbouwbedrijven op open grond en negen glastuinbouwbedrijven. Eerder zagen we dat het aantal nog in bedrijf zijnde veehouderijen in Maarssen ongeveer vijftien is. Gezien de hierboven beschreven ontwikkelingen kan Maarssen moeilijk meer (ook) een agrarisch dorp genoemd worden.