Vuursteen
De oudste door deze mensen achtergelaten vondsten zijn gemaakt van vuursteen en komen uit de vroege steentijd, ca. 200.000 jaar geleden. De vuurstenen werktuigen zijn aangetroffen in oude rivierbodems die later door ijsgletsjers tot heuvelruggen zijn opgestuwd. De vondsten bevinden zich dus niet meer op de plaats waar ze ooit door mensen zijn achtergelaten. In Ede kennen we dit soort vondsten uit de groeve bij Lunteren (Goudsberg), de Sysselt en uit Bennekom. Er zijn ook jongere vindplaatsen van enkele tienduizenden jaren oud. Deze liggen nog wel op hun oorspronkelijke plek, vooral op hogere plateaus in het landschap, bijvoorbeeld op de Ginkel en bij Mossel.
Jagers, vissers en verzamelaars
Rond 10.000 jaar geleden brak een warmere en nattere klimaatperiode aan. Archeologisch spreken we dan van de midden-steentijd. Het landschap veranderde in deze periode van een open bos met berken en dennen naar een dichter en gemengd bos met essen, eiken, linden en hazelaars. Rendieren maakten plaats voor edelherten en zwijnen. Mensen leefden van jagen, vissen en het verzamelen van eetbare planten. Ze trokken nog wel rond door het landschap, maar minder ver dan voorheen, omdat ze in hun directe omgeving steeds meer verschillende voedselbronnen tot hun beschikking hadden. Ook uit de midden-steentijd zijn bijna alleen maar stenen voorwerpen bewaard gebleven. In 2009 is een vindplaats uit de midden-steentijd helemaal door archeologen opgegraven in de woonwijk Kernhem. Ook in Ede-Zuid en in De Kraats bij Bennekom zijn veel vindplaatsen uit deze periode bekend.
De eerste boeren
In de late steentijd (ca. 3.500 voor Chr.) kozen steeds meer jagers voor een boerenbestaan. Ze vestigden zich op een vaste plek en gingen land bewerken en vee houden. Mensen gingen in deze periode aardewerk gebruiken en later ook koper en ijzer. Kenmerkend voor deze periode zijn de vele tientallen grafheuvels in het Edese landschap.
Verder lezen:
Romein, Maty. Opgedolven Ede. Door archeologen in de bodem ontdekt. (Gemeentearchief Ede, 2007). Historische Cahiers, nr. 8. 108 blz. ISBN 9789080125797.