Een jongen met talent
Adriaen van der Werff werd in 1659 geboren als zoon van een Kralingse molenaar. Zijn schoolmeester zag dat Adriaen goed kon tekenen. Hij adviseerde zijn ouders om hem schilder te laten worden. Als twaalfjarige ging Adriaen in de leer bij Eglon van der Neer, bij wie hij zich de techniek van het fijnschilderen eigen maakte. Op dat soort werken is geen penseelstreek te zien, ze zijn zo glad als een spiegel. Al snel overtrof de leerling zijn meester. Op zijn 17e vestigde Adriaen van der Werff zich als zelfstandig schilder.
Van alledaagse tafereeltjes naar klassieke onderwerpen
De eerste tijd schilderde Adriaen van der Werff vooral portretten en voorstellingen over het dagelijkse leven met een wijze les. In 1687 trouwde hij met Margaretha Rees, een rijk weesmeisje. Haar voogd was Nicolaas Flinck, zoon van de bekende schilder Govert Flinck en kunstverzamelaar. Hij nodigde Van der Werff uit om zijn enorme collectie te komen bekijken. Daar raakte Van der Werff erg onder de indruk van de classicistische werken van Italiaanse en Franse meesters. Dat was voor hem pas echte, ‘hogere’ kunst. Daarop gooide Van der Werff het roer om. Hij begon geïdealiseerde voorstellingen uit de bijbel en de klassieke oudheid te schilderen, met veel naakt. Deze werken vielen ook in het buitenland in de smaak.
Een mecenas
In 1696 kreeg Van der Werff bezoek van keurvorst Johan Willem van de Palts uit Düsseldorf. Hij bewonderde de kunstenaar en stelde hem aan als hofschilder met een riant salaris. Als tegenprestatie leverde hij portretten, mythologische en religieuze voorstellingen. In 1703 verhief de keurvorst Van der Werff tot ridder in de adelstand. Vanaf die tijd ondertekent de schilder zijn werk trots met ‘chevalier’ (Frans voor ridder). Toen Van der Werff in 1722 overleed, klonken vier uur lang de klokken van de Laurenskerk over Rotterdam.
Ook architect
Naast schilder was Adriaen van der Werff ook architect. Hij ontwierp de gevels van enkele Rotterdamse koopmanshuizen en het beursgebouw aan de Blaak. Al zijn bouwwerken gingen verloren bij het bombardement in 1940.
Uit de mode
Rond 1850 raakte Adriaen van der Werff in de vergetelheid. Toen verfoeiden kunstkenners de Franse en Italiaanse stijl en richtten zich helemaal op het realisme van de ‘eigen’ Hollandse meesters als Rembrandt en Jan Steen, waar Nederland trots op kon zijn. Het werk van Adriaen van der Werff vonden ze gevoelloos, glad en gekunsteld. Het verdween in de depots van de musea. Pas in 1973 organiseerde het Historisch Museum Rotterdam een tentoonstelling over Adriaen van der Werff. In 1994 liet het museum ook werk van hem zien tijdens de expositie Rotterdamse Meesters uit de Gouden Eeuw.