[Der enghel] geboet den heilighen manne
dat hi voer van danne
all daer hij noch is, te Triecht,
in eynen dall scoen ende liecht,
effen ende wael ghedaen
daer twee water tsamen gaen,
eyn groot ende eyn cleyne,
claer, schoen ende reyne.
Dats die Jeker ende die Mase.
Beide te korne ende te grase
es die stadt wale gheleghen
ende te schepen in voele weghen,
in visschen ende in ghewilden
ende in goeden ghevylden
der bester coren eerden
die ye mochte ghewerden.
Des steyt die stat te maten
aen eynre ghemeynre straten
van Inghelant in Ongheren
voer Colne ende voer Tongheren
ende alsoe dies ghelijck
van Sassen in Vrancrijck
ende mit scepe die des pleghen
te Denemerken ende te Norweghen.
die weghe versamenen sich all dae.
Des is die stadt daer nae
gheheiten Traiectum.
Daer sande God Servacium. (Boek 1, verzen 954-982)
[De engel droeg de heilige op Tongeren te verlaten en naar Maastricht te gaan, waar hij nog steeds rust. Deze stad ligt nog steeds in een schitterend, fraai, breed en prachtig dal. Twee heldere, mooie rivieren, een grote en een kleine, namelijk de Maas en de Jeker, stromen daar samen. De omgeving is zeer geschikt als grasland en voor het verbouwen van koren, er zijn goede waterverbindingen en vis- en wildrijke gebieden, en op de prachtige velden groeit het allerbeste graan. De stad ligt bovendien op een zeer gunstige plaats, op het kruispunt van de wegen van Engeland naar Hongarije, van Keulen naar Tongeren en van Saksen naar Frankrijk, terwijl schepen naar Denemarken en Noorwegen kunnen varen. Omdat alle wegen daar samenkomen, wordt de stad Traiectum genoemd. Dát was de plaats waar God Servaas heen stuurde.]
Vertaling uit: L. Jongen en C. Schotel, Servaaslegende (Maastricht 1993).
Dichten in Diets
Rond het midden van de twaalfde eeuw werd een jongen met de naam Hendrik geboren. Zijn familie moet van (lage) adel zijn geweest en woonde vermoedelijk op het landgoed Veldeke. Het dorpje Spalbeek, bij het Belgische Hasselt, ligt daar nu. Hendriks moedertaal was Diets. Dit was een oudere vorm van het Nederlands. Tijdens zijn jaren op school leerde hij Latijn. Deze taal van de Romeinen werd gebruikt door de katholieke Kerk en in de wetenschap. Hendrik leerde Latijn lezen en schrijven door de werken van Romeinse dichters zoals Vergilius en Ovidius te bestuderen. Naast Duits zal hij Frans, de taal van de adel, onder de knie hebben gekregen. Mensen van aanzien wilden graag verhalen horen, en wel in de volkstaal. Zo ook Agnes, gravin van Loon. Waarschijnlijk was Hendrik in dienst van haar echtgenoot, die een gebied bestuurde dat ongeveer de huidige Belgische provincie Limburg omvatte. Schrijfmaterialen waren erg duur in die tijd, dus mensen hadden meestal een rijke sponsor nodig om een boek te kunnen schrijven.
Heilige
Gravin Agnes vroeg Hendrik om het levensverhaal van Sint Servatius [venster 10] op te schrijven in de volkstaal. Voor dit project moet Hendrik flink wat tijd hebben doorgebracht in Maastricht. Daar gaf een tweede opdrachtgever, namelijk koster (kerk- en schatbeheerder) Hessel van de Sint-Servaaskerk, hem toegang tot de Latijnse ‘biografie’ van Servatius die de monnik Jocundus op papier had gezet. Rond 1170 voltooide Hendrik zijn Servaaslegende. Deze tekst wordt gerekend tot het begin van de Nederlandse literatuur. Helemaal vooraan in dit venster staat een stukje uit die tekst. Hendrik beschrijft Maastricht met de nodige aandacht voor de omliggende natuur, de graanvelden en haar rol als handelsplek.
Held
Na zijn Servaaslegende bleef Hendrik carrière maken met andere werken die hij schreef in dienst van opdrachtgevers. In onze tijd zijn films over superhelden populair. In de twaalfde eeuw waren de mensen dol op verhalen over Griekse en Romeinse helden. In 1186 rondde Hendrik zijn Eneasroman af. Dit was een bewerking van de Oudfranse Roman d’Enéas. Die was zo’n dertig jaar eerder geschreven, en was gebaseerd op de Aeneis, een Latijns heldendicht van Vergilius. Deze Romeinse dichter schrijft over de held Aeneas: een prins die na de val van zijn stad Troje en allerlei omzwervingen terecht komt in het gebied dat we tegenwoordig kennen als Italië. Daar wordt hij de legendarische voorvader van de Romeinen. In zijn Eneasroman versterkte Hendrik de heldhaftige sfeer van Vergilius met de gevoelens van liefde en lust, zoals hij die kende uit teksten van de Romeinse dichter Ovidius. Het kostte Hendrik trouwens wel wat moeite om het werk af te ronden. Toen hij zijn onvoltooide versie had uitgeleend aan een gravin, werd de tekst op haar huwelijksdag in 1174 gestolen. Daardoor kwam Hendriks project stil te liggen. Ongeveer negen jaar later kreeg hij de tekst terug van een Duitse vorst. Die vroeg hem om het boek af te maken.
Hartstocht
Net als tijdens de eerdere Karolingische Renaissance [venster 11] of de latere Renaissance van de zestiende eeuw [venster 19], maakte ook Hendrik van Veldeke deel uit van een periode van intellectuele en literaire bloei in Noordwest-Europa. In de ‘Renaissance van de Twaalfde Eeuw’ vonden schrijvers en dichters inspiratie in de teksten van de Grieken en Romeinen. Het idee dat de God van de Bijbel de mens en de wereld had geschapen, bleef bestaan, maar nu probeerden de mensen de waarde van het geloof te bewijzen via thema’s zoals de natuur en via hun eigen ervaringen of gevoelens. Hendrik keek met deze nieuwe blik naar de wereld en de mensheid. Zo schreef hij onder meer over de liefde. Daarover zingen tegenwoordig de popartiesten in hun nummers, maar dit was al een populair thema in de twaalfde eeuw. In totaal heeft hij een veertigtal liefdesliedjes en -gedichten gemaakt. In een daarvan beschrijft hij zijn geliefde als volgt:
Diu schoenest und diu beste vrowe
zwischen dem Roten und der Sowe
gap mir blîdeschaft hie bevorn. (Lied 1, verzen 10-12)
[De mooiste en de voortreffelijkste vrouw
tussen de Rhône en de Save
schonk me hier tevoren blijdschap.]
Vertaling uit: J. Janssens, In de schaduw van de keizer (Zutphen 2007).
Was dit een echte dame of een fantasie? We weten het niet. Feit is wel dat zij volgens Hendrik uniek was; de beste en de mooiste tussen de Rhône en de Save, twee rivieren die het westelijke en het oostelijke deel van het Duitse Rijk begrensden. In dat rijk was Hendrik een gewaardeerd schrijver. De taal zijn liefdesgedichten lijkt daarom misschien ook meer op het Duits. Mogelijk koos Hendrik daar zelf voor. Of degene die zijn gedichten in latere tijd overschreef oftewel ‘kopieerde’. Tot aan de uitvinding van de boekdrukkunst [venster 25] was dit dé manier om teksten te vermenigvuldigen. Om die reden wordt zijn werk beschouwd als het begin van de Nederlandse én de Duitse literatuur. Hendrik van Veldeke moet rond het einde van de twaalfde eeuw zijn overleden. Maar hij leeft voort dankzij zijn schrijfkunsten en zijn roem, al bijna negenhonderd jaar lang. Dat kunnen toch maar weinig twaalfde-eeuwers zeggen!