Station ’s-Hertogenbosch

Aansluiting op het spoorwegnet

Sinds 1868 stoppen er treinen in ’s-Hertogenbosch. In die tijd werden ze getrokken door stoomlocomotieven, later reden er elektrische treinen. In de loop der jaren groeide het reizigers- en goederenverkeer en is het station van ’s-Hertogenbosch vaak veranderd. Tegenwoordig komen er dagelijks ongeveer 50.000 reizigers.

Vroege spoorwegverbindingen 
In 1839 reed de eerste stoomlocomotief in Nederland van Amsterdam naar Haarlem. Daarna volgde de aanleg van spoorwegen in het hele land. Zuid-Nederland was het laatste aan de beurt, omdat er spoorbruggen over de grote rivieren nodig waren.  

In 1868 kreeg ’s-Hertogenbosch een aansluiting op de spoorlijn naar Boxtel en Eindhoven. Twee jaar later, toen de bruggen over de Lek, de Waal en de Dieze klaar waren, werd de spoorlijn naar Utrecht geopend. In 1872 volgden verbindingen naar Tilburg en Nijmegen. In 1890 kwam er een spoorlijn tussen Vlijmen, Waalwijk en Zwaluwe. Deze werd wel het ‘halve zolenlijntje’ genoemd, vanwege de schoenenindustrie in dit gebied. 

Eerste en tweede station 
Bij de opening van de eerste spoorlijn in 1868 was er nog geen officieel station in ’s-Hertogenbosch. Dat kwam pas in 1870. Dit was een houten gebouw dat bij oorlog snel kon worden afgebroken. De treinen kwamen in die tijd het station binnen over een spoorbrug over de rivier de Dieze. Schepen hadden daar veel last van, omdat deze brug door het treinverkeer zeker vier uur per dag dicht was. Dat moest worden opgelost. Uiteindelijk kwam er een nieuw station, dicht bij het centrum. 

Het nieuwe station werd ontworpen door Eduard Cuypers. Hij was een neef van Pierre Cuypers, de beroemde architect van het Centraal Station in Amsterdam. In 1896 werd het geopend. Het was een indrukwekkend gebouw van wel 140 meter lang, dat de bijnaam het ‘spoorpaleis kreeg. De perronoverkappingen waren bijzonder, omdat de constructies heel erg lang waren: 450 meter. 

Tegelijk met de bouw van het station werd ook een nieuwe wijk aangelegd: 't Zand. Deze wijk grenst aan het stationsplein waar de Drakenfontein staat, de bekendste fontein van ’s-Hertogenbosch. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd het station onherstelbaar beschadigd. 

Derde en vierde station 
Na de Tweede Wereldoorlog werd het spoorwegnet in Nederland hersteld. Steeds meer stoomtreinen werden vervangen door elektrische treinen. In 1952 kreeg ’s-Hertogenbosch weer een nieuw station, ontworpen door architect Sybold van Ravesteyn. Hij gebruikte een aantal onderdelen van het vorige station, zoals twee stenen leeuwen en een aantal wapenschilden. De beschadigde perronoverkappingen werden hersteld en kwamen terug in het nieuwe station. 

Aan het eind van de twintigste eeuw was er een groter station nodig, dat werd geopend in 1998. Het was een ontwerp van architect Rob Steenhuis, met veel staal en glas. Van het station van Cuypers bleven de monumentale stationsoverkappingen behouden en de twee stenen leeuwen. Deze staan bij de ingang aan de kant van de nieuwe wijk het Paleiskwartier

Het huidige station werd in 2013 uitgebreid met nieuwe sporen en een nieuwe spoorbrug over de Dieze. Dit was nodig om het groeiende aantal reizigers te ontvangen, onder wie steeds meer toeristen. Toch begint ook dit station alweer te klein te worden. Er liggen plannen om het hele stationsgebied vanaf 2030 opnieuw in te richten.