Landbouw
Van Middeleeuwen tot ruilverkaveling
van middeleeuwen tot ruilverkaveling
Tijdens de ontginningsgolf van de 12de en 13de eeuw ontwikkelde de landbouw zich van roofbouw op wisselende percelen tot permanent ingerichte akkers met gewassen zoals rogge, boekweit en raapzaad. Het permanent gebruik was alleen mogelijk door een effectief systeem van bemesting en vruchtwisseling. De agrarische bedrijven werden echte gemengde bedrijven, waarbij akkerbouw en veeteelt ten dienste van elkaar stonden. Akkerbouw voor de voedselproductie, niet alleen voor de mens, maar ook voor het vee. De veeteelt leverde vlees en zuivel, maar daarnaast mest, die hard nodig was voor het in stand houden van de vruchtbaarheid van de akkers.
Dit systeem was geen gesloten systeem. Een landbouwbedrijf op de schrale zandgronden was alleen mogelijk omdat men de beschikking had over een grote oppervlakte wilde hooi- en graslanden en uitgestrekte heidegebieden. Deze gemeenschappelijk gebruikte gebieden vormen samen de ‘gemeynt’. De natte gemeynt in de beekdalen en de broeklanden dienden als hooi- en grasland. De heide als weidegebied voor schapen, maar daarnaast voor het plaggen en maaien van heide, de turfgraverij en de imkerij. Naast de akkers en de weilanden was voor het agrarisch bedrijf ook de gemeynt van belang, waarvoor elk dorp strakke regels opstelde voor het gebruik, maar vooral tegen misbruik ervan. Dit bleek nodig, omdat het overmatig maaien en plaggen van de heide leidde tot zandverstuivingen. We zien ze in Handel, De Mortel en Bakel.
Rond 1700 kende Gemert bijna 400 boerenbedrijven met een gemiddelde grootte van nog geen 3 ha, versnipperd over percelen van gemiddeld 40 are. Het overgrote deel van de beroepsbevolking van Gemert (ongeveer 1650 personen) was werkzaam in de landbouw, die veelal bestond uit handarbeid. Tot in de 19de eeuw was de landbouw het belangrijkste middel van bestaan. In 1837 telde Gemert 252 boerderijen.
Vanaf het eind van de 19de eeuw komen er grote veranderingen in de landbouw. De landbouwmechanisatie kwam op gang, maar de veranderingen zetten pas goed door met de introductie van de kunstmest, die vanaf 1880 betaalbaar werd, maar aanvankelijk alleen gebruikt werd bij de ontginningen van het Peelgebied, veelal geïnitieerd door investeerders van buiten Brabant. Door de wereldlijke en kerkelijke overheid werd de innovatie verder aangezwengeld met name door de oprichting van coöperaties, waardoor de zwakke positie van de individuele boer sterk werd verbeterd. De van Gemert afkomstige boerenapostel Gerlacus van den Elsen was de grote stimulator. In 1896 werden de Gemertse en Bakelse afdelingen van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond opgericht, gevolgd door de oprichting van Boerenleenbanken in Milheeze, Bakel en Gemert. Mede daardoor ging na 1900 ook de gewone boer steeds meer gebruik maken van kunstmest en nieuwe landbouwmachines. Het trekpaard bleef echter tot na de tweede wereldoorlog de belangrijkste krachtbron.
Een volgende revolutie in de landbouw kwam tot stand in de tweede helft van de 20ste eeuw. Het gemengde landbouwbedrijf werd verdrongen door gespecialiseerde bedrijven, gericht op rundvee, varkens, kippen en dergelijke en die zich zelfs daarbinnen nog verder specialiseerden. Ook in de tuinbouw ontstonden bedrijven die zich specialiseerden in bepaalde gewassen zoals asperges, aardbeien, aardappelen, prei en bomenteelt. Deze ontwikkeling ging gepaard met een herinrichting van het landschap via grootschalige ruilverkavelingen in de jaren 80 van de 20ste eeuw. De ruilverkaveling leidde tot grote huiskavels en maakten de verdere schaalvergroting van de bedrijven mogelijk. De grootschalige ingreep in het landschap had ook grote gevolgen voor het landschap, dat onherstelbaar veranderde. Het betekende een breuk in de geografische ontwikkeling van het dorp.
-
Michiel de Ruyter
Nederland was rond 1650 het rijkste land ter wereld, vooral dankzij de enorme handel over zee. Jaloerse landen vielen de Nederlandse vloot vaak aan. Michiel Adriaanszoon de Ruyter was leider van de oorlogsschepen die deze aanvallen moesten afslaan. Hij vocht in bijna dertig grote zeeslagen.
-
Engels schip
In de tweede helft van de zeventiende eeuw krijgen de twee grote zeevaartlanden Engeland en Nederland ruzie met elkaar over de handel. Dat leidt tot twee zeeoorlogen met Engeland (1652-1654 en 1665-1667). In 1672 is het weer raak en vallen Engeland en Frankrijk samen de Nederlandse Republiek aan.
De zeventiende eeuw is voor de Nederlandse Republiek een 'gouden eeuw'. De schepen van de VOC vervoeren kostbare specerijen en allerlei andere goederen over alle wereldzeeën. Daar wordt heel veel geld aan verdiend. Rond 1650 is Nederland het rijkste en machtigste land van de wereld.
Andere landen zijn daar jaloers op. Engeland bijvoorbeeld. Dat is ook een belangrijk zeevaart- en handelsland. Engeland wil de macht van Nederland op zee breken.
In 1651 besluit Engeland dat Nederlandse kooplieden voortaan alleen nog mogen handelen met spullen uit de Nederlandse Republiek. Ze mogen niet meer handelen met spullen uit andere landen. Daar zijn de Nederlandse kooplieden het niet mee eens. Ze willen vrij zijn om over de hele wereld te handelen.
Het wordt oorlog!
-
Enteren!
In de tijd van Michiel de Ruyter heb je zeeslagen waar soms wel tweehonderd schepen aan meedoen. Zo'n zeeslag is een grote chaos. Ieder schip zoekt op eigen houtje een vijandelijk schip op om het te bestormen. Daarna is het vechten: man tegen man. Er is geen aanvalsplan. Maar dat verandert als Michiel de Ruyter de baas wordt.
Michiel de Ruyter zorgt voor een betere manier van oorlog voeren op zee. Als hij de baas wordt van de Nederlandse vloot vallen de schepen niet meer op eigen houtje aan, maar werken ze voortaan goed samen. Michiel bedenkt vooraf een aanvalsplan. Dat plan overlegt hij eerst met de kapiteins van de schepen.
Michiel de Ruyter verbetert het systeem van de seinvlaggen. Dat is een soort geheimtaal met gekleurde vlaggen. Zo kunnen de Nederlandse schepen elkaar laten weten wat de volgende stap in de aanval is, zonder dat de vijand het begrijpt.
Ook leert Michiel de Ruyter de schepen in linie te varen: alle schepen in een strakke lijn achter elkaar. Dan kun je de vijand beter raken. En als je door de linie van de vijand breekt kun je hem overmeesteren, ook al ben je in de minderheid.
Tot slot is Michiel de Ruyter de eerste admiraal die zijn bemanning traint voordat ze naar zee gaan: hij leidt matrozen op tot soldaat. (Tegenwoordig noemen we die soldaten mariniers). Michiel zorgt heel goed voor zijn bemanning. Hij krijgt hierdoor de bijnaam 'Bestevaer': grootvader.
-
Kanonvuur
Op dit schilderij zie je de 'Vierdaagse Zeeslag' tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. Zo'n zeeslag is echt verschrikkelijk. De kogels vliegen je letterlijk om de oren. Het lawaai van de kanonnen is oorverdovend en door de kruitdamp zie je geen hand voor ogen. Overal om je heen hoor je het gekerm en geschreeuw van gewonde en stervende mensen.
In de zeventiende eeuw werden er nog veel meer van dit soort schilderijen van grote zeeslagen gemaakt. Daardoor weten we best goed hoe zo'n zeeslag eruit heeft gezien.
Weet je eigenlijk hoe ze die schilderijen zo precies konden maken? Zo'n schilder zat gewoon zelf in een klein bootje naar een zeeslag te kijken! Moet je je eens voorstellen: terwijl het gevecht in volle gang was en de kanonskogels hem om zijn oren vlogen, tekende de schilder wat hij zag. Later maakte hij van die schetsen een prachtig schilderij.
Eigenlijk was zo'n schilder dus gewoon een verslaggever of journalist. Je kunt hem vergelijken met een fotograaf van nu die naar een oorlogsgebied gaat om daar foto's van te maken.
-
Branders
In de gevechten op zee gebruiken Nederland en Engeland ook branders. Een brander is een schip vol buskruit. Een paar mannen roeien de brander naar het schip van de vijand. Als ze daar zijn steken ze de lont aan en springen zelf vlug overboord. Boem! De brander explodeert en het schip van de vijand vliegt in brand.
-
De tocht naar Chatham
Michiel de Ruyter behaalde zijn grootste succes in de tocht naar de Engelse stad Chatham. Daar vernietigt hij, op een zijrivier van de Theems, in 1667 een groot deel van de Engelse vloot. Weer thuis krijgt Michiel de Ruyter als beloning deze kostbare beker. Je kunt de beker zelf gaan bekijken in het Rijksmuseum Amsterdam.
Op de Chathambeker zie je de belangrijkste momenten van de Nederlandse aanval op de Engelse vloot afgebeeld. Deze aanval was in 1667, midden in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog.
De Engelse vloot ligt die winter voor anker op de Medway, een zijrivier van de Theems. Raadpensionaris Johan de Witt (een soort minister-president) vraagt Michiel de Ruyter om de Engelsen aan te vallen. Het is een gevaarlijk plan.
De Medway is gevaarlijk door allerlei onbekende ondieptes. Het water kan bij eb meters zakken. De Nederlandse schepen kunnen gemakkelijk vastlopen op de bodem van de rivier en zo in de handen van de Engelse vijand vallen. Bovendien hebben de Engelsen vlak onder water een zware ijzeren ketting gespannen.
Toch vaart Michiel de Ruyter met zijn vloot naar Engeland, de Theems op, en daarna de Medway. Het lukt om de ketting stuk te varen! De Engelse vloot is nu weerloos. Schepen worden tot zinken gebracht en gebouwen worden in brand gestoken. Als oorlogstrofee nemen de Nederlanders de spiegel (achterkant) van het Engelse schip 'The Royal Charles' mee. De spiegel van 'The Royal Charles' kun je, net zoals de Chathambeker, bekijken in het Rijksmuseum Amsterdam. De roem van Michiel de Ruyter is na de tocht naar Chatham groter dan ooit.
-
Oorlogsschepen in de 17e eeuw
Oorlogsschepen zijn nu meestal grijs, om op zee zo weinig mogelijk op te vallen. In de tijd van De Ruyter waren ze juist prachtig versierd, om er zo indrukwekkend mogelijk uit te zien. Hier zie je de prachtig versierde 'spiegel' (achterkant) van Michiels schip de Zeven Provinciën, dat op de Bataviawerf in Lelystad wordt nagebouwd.
Nederland is eigenlijk helemaal niet goed voorbereid op een oorlog op zee als in 1652 de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog uitbreekt. Engeland heeft snelle en goed bewapende schepen. Nederland moet het doen met een paar trage, omgebouwde handelsschepen.
Michiel de Ruyter ziet het eerst dan ook helemaal niet zitten als hij gevraagd wordt om de Nederlandse vloot aan te voeren. Uiteindelijk doet hij het toch onder een aantal voorwaarden: hij wil snellere schepen, meer schepen en vooral veel kanonnen.
Michiel krijgt het voor elkaar! In hoog tempo worden op de scheepswerven tientallen schepen gebouwd. De Zeven Provinciën is er daar één van. Dat wordt het schip van Michiel de Ruyter zelf. Aan boord zijn maar liefst tachtig kanonnen.
-
De 'Zeven Provinciën'
Dit is een model van het vlaggenschip van Michiel de Ruyter, de 'Zeven Provinciën'. Een vlaggenschip is het belangrijkste schip van een oorlogsvloot. Met de 'Zeven Provinciën' behaalde Michiel de Ruyter zijn belangrijkste overwinningen.
De 'Zeven Provinciën' was voor die tijd een reusachtig schip. Het was zesenveertig meter lang, twaalf meter breed en stak vijf meter diep. En met de masten erbij was het wel zestig meter hoog! Er gingen tachtig kanonnen aan boord van het schip.
Op de Bataviawerf in Lelystad zijn ze al sinds 1995 bezig het schip zo goed mogelijk na te bouwen. Hiervoor raadplegen ze tekeningen, schilderijen en verslagen uit de tijd van Michiel de Ruyter.
Het duurt nog zeker tot 2015 voor dat het schip helemaal klaar is. Dan is er dus wel twintig jaar aan gebouwd. En dan te bedenken dat de 'Zeven Provinciën' van Michiel de Ruyter gebouwd werd op een werf in Rotterdam in slechts negen maanden.
-
Een schitterend praalgraf
Al tijdens zijn leven wordt Michiel de Ruyter gezien als de grootste zeeheld die Nederland gekend heeft. In 1676 sterft hij in een gevecht tegen de Fransen. Heel Nederland is in rouw. Bij zijn begrafenis ziet het zwart van de mensen die hem de laatste eer willen bewijzen. Hij krijgt dit schitterende praalgraf in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.
Vensterplaat Michiel de Ruyter. Voor docenten: Vensterles groep 5-8. Illustratie: Fred Marschall.
Vensterplaat