Korenmolen De Hoop
Vroege werkgelegenheid
Molen De Hoop
De molen De Hoop werd in 1745 gebouwd in Deventer, op de Teuge (bij de Zutphenseweg). In 1838 kocht firma Noury & Van de Lande (later Akzo Nobel) de molen en richtte hem in als olie- pel- en trasmolen. In 1868 gingen ze geheel over op stoommachines en werd molen De Hoop overbodig. Molenaar Jannes Lambertus Brouwer, die een standaardmolen had aan de Molenweg in Diepenveen, kocht De Hoop. Hij liet de molen in 1869 afbreken en bouwde hem weer op aan de Molenweg. Brouwer wilde echter graag de molen zien draaien vanuit zijn woonkamer, dus werd het bedrijf verplaatst naar de overzijde van de weg.
De molen werd ingericht als korenmolen van het type stellingmolen, met een bakkerij ernaast. In 1901 werd de molen apart van het huis verkocht aan molenaar Rensink uit Gorssel, die hem na een half jaar alweer doorverkocht aan Jan van Enck uit Olst. Deze bouwde er een nieuw molenaarshuis bij. In 1920 verkocht Van Enck de molen aan de Coöperatieve Landbouwvereniging Diepenveen. Zaakvoerder en laatste molenaar was H.J. Bussink.
Op 1 april 1933 brandde de molen tot de grond toe af en werd niet meer opgebouwd.
Van landarbeid naar ambachten
Landbouw loopt als een rode draad door de Diepenveense geschiedenis en was eeuwenlang het belangrijkste middel van bestaan. De geschiedenis van de werkgelegenheid in Diepenveen is dan ook nauw verbonden met de boerderijen die zich in dit gebied bevonden. De boerderijen waren het bezit van grootgrondbezitters. De pachters hadden knechten en meiden en voor de seizoensarbeid dagloners in dienst. De landbouwproducten konden weer worden verwerkt tot andere producten meestal benodigd voor de alledaagse levensbehoeften. Uit de archieven blijkt dat ook het vrouwenklooster Diepenveen (1400-1578) veel boerderijen bezat die werden verpacht. Ook had het klooster een oliemolen, maar de precieze locatie daarvan is niet bekend. Het klooster bezat ook een windmolen buiten het kloosterterrein op de Molenkamp, waar graan werd gemalen.
Bij de katerstede de Bonenkamp in de buurt van de Zandwetering stond een pellerij die al in 1601 wordt genoemd. Dit was een rosmolen waar gerst, het belangrijkste voedsel op dat moment, gepeld werd. Een rosmolen werd aangedreven door een geblinddoekt paard, dat alsmaar rondjes liep. Toen het gebouw van een woongedeelte werd voorzien heette het voortaan katerstede de Pellerije. Vanaf 1721 werd deze katerstede aangeduid als ‘den Draijomme’. De boerderij werd in 1857 afgebroken en aan de overkant van de weg weer opgebouwd.
Door de aanleg van de Puinweg rond 1850 werd het gebied rond de kerk ontsloten. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond daardoor rond het kerkplein geleidelijk aan wat bebouwing. De predikant en koster/schoolmeester en ook de eerste bakker en kastelein kwamen er wonen. Het ontstaan van het dorp leidde tot andere behoeften en vervolgens kwamen er steeds meer kleine neringdoenden bij, vaak met een dubbelfunctie: timmerman/metselaar, huisschilder/glazenzetter, schoenmaker/leerlooier.
Steenfabrieken
Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw was het steenbakken een belangrijke bedrijfstak in deze streek. Al in het jaar 1400 werden de stenen voor het vrouwenklooster Diepenveen gebakken in een eigen tichelarij, hoogst waarschijnlijk door aangetrokken werklieden. De rivierklei van de IJssel was bijzonder geschikt om bakstenen van te produceren en deze werd in de directe nabijheid van het klooster gevonden en geëxploiteerd; de latere kleikoele.
Sinds de middeleeuwen stonden er diverse steenovens in de uiterwaarden van de IJssel. Het gebruik van bakstenen, de kloostermoppen, was lang beperkt tot kloosters, stadsmuren, kerken en kastelen. De meeste gebouwen waren van hout en bedekt met stro en riet. Maar na enkele grote stadsbranden, waaronder die van Deventer in het jaar 1335, kwam er in veel steden de verplichting om met bakstenen en harde dakbedekking te bouwen. De stenen- en dakpannenproductie nam daardoor een grote vlucht.
Na 1856 stonden nog drie steenfabrieken in de uiterwaarden bij Diepenveen: de Randerwaard (1856-1976), de Stobbenwaard (1859-1916) en Polsbroek (1895-1905). De Stobbenwaard bijvoorbeeld produceerde in het jaar 1900 drie á vier miljoen bakstenen en had in 1907 een door stoom aangedreven dubbele steenpers. In opdracht van de fabriek werd op de Platvoet een rijtje van zeven arbeidershuisjes gebouwd, de Halve Konte. Elk huisje bestond uit één vertrek met twee bedsteden, dat diende als woonkamer, slaapkamer en keuken. In 1916 raakte de goede klei in de Stobbenwaard op en werd de fabriek gesloten.
De steenfabrieken boden werkgelegenheid voor mannen, vrouwen en kinderen. Nog tot ver in de negentiende eeuw werkten er kinderen, soms wel zestien uur per dag. De arbeidsomstandigheden werden iets beter toen Johan Aberson, een smid uit Olst, in 1867 de baksteenmachine uitvond. In welke mate het personeel uit Diepenveen en directe omgeving kwam is onbekend.
-
De moord op Willem van Oranje
Op 10 juli 1584 is er in Delft een moord gepleegd. Misschien wel de belangrijkste moord van Nederland. Wij gaan die oude moord (dat noem je een 'cold case') opnieuw onderzoeken. Het slachtoffer heette Willem van Oranje. Wie was hij? En wie waren dader en opdrachtgever? En welke bewijsstukken kun je vinden? Zoek je mee?
-
Slachtoffer: Willem van Oranje
Willem van Oranje (1533-1584) wordt ook wel de 'Vader des Vaderlands' genoemd. In de zestiende eeuw is hij een belangrijke edelman en de leider van de opstand van de Nederlanden tegen Spanje. Door deze gewapende strijd legt Willem de basis voor het land Nederland zoals we het nu kennen.
Willem van Nassau wordt in 1533 geboren op een kasteel in Duitsland. Hij is de oudste zoon van de graaf van Nassau. Van huis uit spreekt Willem Duits en hij wordt opgevoed in het protestantse geloof.
Als jongen van elf erft Willem van zijn neef het prinsdom Orange (Frankrijk). Hij mag zich voortaan 'Prins van Oranje' noemen. Omdat Willem nu een Franse edelman is geworden, moet hij van keizer Karel de Vijfde naar Brussel komen. Daar krijgt hij een Franstalige en katholieke opvoeding.
Karel de Vijfde is erg gesteld op de jonge prins. Hij maakt hem opperbevelhebber van een leger. En als Karels zoon, Filips de Tweede, zijn vader opvolgt, wordt Willem ridder en stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht.
Willem van Oranje en Filips de Tweede kunnen het lange tijd goed vinden met elkaar. Maar uiteindelijk zal deze vriend zijn grootste vijand worden...
-
Opdrachtgever: Filips II
Dit is Filips de Tweede. Hij is niet alleen de koning van Spanje, maar ook de baas over de Nederlanden. In 1580 zet Filips een prijs op het hoofd van de leider van de opstandige Nederlanden: Willem van Oranje. Wie Willem vermoordt, krijgt een grote beloning: 25.000 gouden munten. Ook zal hij in de adelstand worden verheven.
Filips de Tweede volgt in 1555 zijn vader Karel de Vijfde op. Vanuit zijn paleis in Spanje regeert hij over zijn rijk. Dat rijk is heel groot. Daarom kan Filips nooit overal tegelijk zijn. Nederlandse edelen, zoals Willem van Oranje, besturen de Nederlanden in zijn naam.
Filips heeft grootse plannen met de Nederlanden. Er moet meer eenheid komen, vindt hij. Voortaan moeten overal dezelfde wetten en regels gaan gelden. Filips geeft Spaanse 'vrienden' de banen van de Nederlandse edelen. Hierdoor krijgen de Nederlandse edelen steeds minder te vertellen. Daar zijn ze natuurlijk boos over.
Ook wil Filips dat iedereen in zijn rijk rooms-katholiek blijft. Hij laat protestanten zwaar straffen en op de brandstapel gooien. De Nederlandse edelen vragen Filips tevergeefs een einde te maken aan deze geloofsvervolgingen.
De Nederlandse edelen en Filips krijgen steeds vaker ruzie met elkaar. Na de Beeldenstorm in 1566 barst de bom. Filips stuurt een groot leger naar de Nederlanden.
Willem van Oranje vlucht naar Duitsland. Daar bouwt hij een leger op. Onder leiding van hem vallen de Nederlanden de Spanjaarden aan. Het wordt het oorlog. Er wordt hard gevochten. Wel tachtig jaar lang!
-
Dader: Balthasar Gerards
Dit is Balthasar Gerards, de moordenaar van Willem van Oranje. Deze Fransman is een strenge rooms-katholiek die niets van protestanten moet hebben. Als hij hoort dat Filips de Tweede een flinke beloning belooft aan degene die Willem vermoordt, wil hij wel een poging wagen.
Op 10 juli 1584 loopt Balthasar Gerards rond half twee met twee pistolen naar het Prinsenhof in Delft, het huis van Willem van Oranje. Hij heeft eerder die dag een afspraak met Willem gemaakt.
In de hal wacht Balthasar Gerards Willem op. Als de prins na de lunch de eetzaal verlaat, schiet Balthasar hem van dichtbij in de borst en in zijn zij. De prins zakt door zijn knieën. Volgens de overlevering waren zijn laatste woorden: 'Mijn God, mijn God, heb medelijden met mij en dit arme volk.' Willem van Oranje is dood.
Na de moord vlucht Balthasar Gerards het Prinsenhof uit. Maar hij wordt achtervolgd door soldaten en bedienden. Bij de stadsmuur krijgen ze hem te pakken.
Ze verhoren Balthasar Gerards en hij wordt daarbij gemarteld. Daarna wordt hij berecht.
De rechters besluiten dat Balthasar Gerards een verschrikkelijke dood moet krijgen. Hij wordt gevierendeeld en onthoofd. Zijn lichaamsdelen worden in de stad tentoongesteld, als afschrikwekkend voorbeeld. Maar Willem kregen ze er niet mee terug...
Willem van Oranje wordt begraven in de Nieuwe Kerk in Delft. Daar is zijn prachtige grafmonument nog altijd te vinden.
-
Moordwapen: radslotpistool
Wist je dat Willem van Oranje de eerste politieke leider was die met een pistool is gedood? Balthasar Gerards gebruikte voor de moord twee 'radslotpistolen'. Een radslotpistool past onder je kleren, en je kunt het geladen met je meedragen. Een erg handig wapen dus als je een beveiligd persoon in een onbewaakt moment wil vermoorden.
-
Plaats delict: Prinsenhof, Delft
Willem van Oranje is vermoord in zijn eigen huis, het Prinsenhof in Delft. De plek waar een moord is gepleegd noem je de 'plaats delict'. Het Prinsenhof in Delft is nu een museum. Je kunt daar in een muur nog altijd de kogelgaten van de moord op Willem van Oranje zien zitten.
Een paar jaar geleden is opnieuw onderzoek gedaan naar de moord op Willem van Oranje. Met schietproeven hebben ze de kogelgaten onderzocht.
Voor het onderzoek is eenzelfde pistool gebruikt als waarmee Willem vermoord is. De onderzoekers hebben de allernieuwste technieken toegepast. Hierdoor konden ze precies uitzoeken waar Willem van Oranje stond toen hij werd neergeschoten. En waar zijn moordenaar, Batlhasar Gerards, zich bevond.
En wat blijkt uit het onderzoek? De kogelgaten in de muur zijn groter en dieper dan de gaten die ontstonden tijdens het onderzoek. Waarschijnlijk zijn de gaten in de loop der eeuwen steeds dieper geworden omdat veel mensen eraan gevoeld hebben. Daarom zit er tegenwoordig een glazen plaatje voor de gaten.
-
Bewijsstuk: kaart van de Nederlanden
Nederland zoals jij dat nu kent, bestaat nog niet in de zestiende eeuw. Ons land wordt dan samen met België en Luxemburg, 'de Nederlanden' genoemd. De Nederlanden bestaan uit zeventien kleine landjes (gewesten), met elk hun eigen wetten en regels. De Spaanse koning Filips de Tweede wordt in 1555 de baas over deze Nederlanden.
Steeds meer mensen in de Nederlanden zijn het niet eens met de manier waarop Filips de Tweede bestuurt. Onder leiding van de Nederlandse edelman Willem van Oranje komen ze in opstand.
Willem van Oranje wil drie dingen:
1) dat de Nederlandse edelen meer macht krijgen.
2) dat de Nederlandse edelen gaan samenwerken.
3) vrede tussen rooms-katholieken en protestanten.Er breekt een oorlog uit die wel tachtig jaar zal gaan duren. Later zijn we die oorlog de 'Tachtigjarige Oorlog' gaan noemen.
Na de moord op Willem in 1584 lijkt het even alsof hij niks bereikt heeft. Maar nog geen vijfentwintig jaar later zijn de opstandige Noordelijke Nederlanden (ongeveer het gebied dat we nu Nederland noemen) samen één land. Willem van Oranje wordt sinds die tijd 'Vader des Vaderlands' genoemd.
-
Bewijsstuk: geuzenpenning
Dit is een geuzenpenning. Deze is gemaakt in 1572. 'Geus' is een bijnaam voor iemand die in de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden vecht. Aan de kant van Willem van Oranje dus. Geus betekent eigenlijk armoedzaaier of schooier. Maar de geuzen zijn trots op hun naam! Ze dragen een geuzenpenning om hun nek, zodat iedereen ze kan herkennen.
De groep geuzen die vanaf schepen vechten, worden 'watergeuzen' genoemd. In 1572 veroveren de watergeuzen de plaats Den Briel (nu: Brielle, bij Rotterdam) op de Spanjaarden. Ze hebben met Willem van Oranje afgesproken dat zij de Spanjaarden vanaf zee zullen aanvallen. Maar dan raken hun schepen onverwachts in een storm verzeild. Ze komen per ongeluk terecht voor de haven van Den Briel.
De watergeuzen horen dat de Spaanse soldaten op dat moment de stad uit zijn. Den Briel wordt dus niet verdedigd! In naam van Willem van Oranje nemen ze de stad in.
Den Briel is de eerste stad in de Nederlanden die zich officieel bij Willem van Oranje aansluit. Hierna volgen al snel andere steden. De opstand breidt zich nu in een rap tempo uit over de Nederlanden.
-
Bewijsstuk: 'Plakkaat van Verlatinghe'
In 1581 schrijven een aantal Nederlandse gewesten het 'Plakkaat van Verlatinghe'. Dat is een soort brief. In de brief schrijven ze dat de Spaanse koning Filips de Tweede niet langer hun koning mag zijn. Ze gaan op zoek naar een nieuwe koning. Je zou dus kunnen zeggen dat het de onafhankelijkheidsverklaring van Nederland is. Een heel belangrijk stukje papier!
De opstandige gewesten schrijven het 'Plakkaat van Verlatinghe' nadat Filips de Tweede een prijs heeft gezet op het hoofd van hun leider, Willem van Oranje. Ze voeren al een tijdje een gewapende strijd tegen Filips de Tweede en nu is hij volgens hun echt veel te ver gegaan.
In het 'Plakkaat van Verlatinghe' leggen de opstandige gewesten uit dat het volk er niet is ten dienste van de koning, maar dat de koning er juist is voor het volk. Hij is het verplicht om goed voor zijn volk zorgen. Hij moet ze rust en veiligheid bieden.
Als een koning niet goed voor zijn volk zorgt, maar de mensen angst aanjaagt, dan is hij geen koning maar een dwingeland en een tiran. Zijn volk heeft dan het recht om de koning afzetten.
Wist je dat dit een erg moderne manier van denken is voor die tijd? Bijna tweehonderd jaar later hebben de Amerikanen de ideeën uit het 'Plakkaat van Verlatinghe' gebruikt voor hun eigen onafhankelijkheidsverklaring.
-
Bewijsstuk: het Wilhelmus
Willem van Oranje voert de strijd tegen Spanje niet alleen met wapens. Hij vecht ook nog op een andere manier: via folders, strijdliederen en spotprenten. Aan die strijd hebben we ons volkslied, het Wilhelmus, te danken. Het lied gaat helemaal over Willem van Oranje.
Het Wilhelmus is eigenlijk een gedicht dat gezongen werd. Waarom? Als je tekst laat rijmen en op muziek zet, kun je het veel beter onthouden. Erg handig als je een belangrijke boodschap wil overbrengen in een tijd waarin de meeste mensen niet kunnen lezen en schrijven!
We weten niet precies wie het Wilhelmus geschreven heeft. Vaak wordt gedacht dat een vriend van Willem van Oranje, de edelman Philips van Marnix van Sint-Aldegonde, de schrijver is. Maar dat is niet helemaal zeker.
Wist je dat het Wilhelmus een heel lang gedicht is? Het bestaat uit 15 coupletten. Als je van elk couplet de eerste letter opschrijft, heb je de naam 'Willem van Nassau'.
Hoeveel coupletten van het Wilhelmus ken jij?
Vensterplaat Willem van Oranje. Voor docenten: Vensterles groep 5-8. Illustratie: Kok Korpershoek.
Vensterplaat