Het is voor ons moeilijk voor te stellen hoe zwaar de inwoners van het Maasland het gehad moeten hebben in de Middeleeuwen. Voortdurend werd hun leven bedreigd door gevaren waar ze eigenlijk maar weinig tot niets aan konden doen. Daarom zochten zij dagelijks hun toevlucht tot bidden: ‘Van ziekte, honger en oorlog, verlos ons Heer’. De vrolijke, levenslustige Middeleeuwers die we in boeken en films soms voorgeschoteld krijgen, zijn vooral het product van de fantasie van schrijvers. De werkelijkheid was meestal anders.
Ziektes en epidemieën
Neem nu de ziektes waarvan ze verlost wilden worden. Tegenwoordig heeft zelfs de armste Limburger een betere gezondheidszorg dan de rijkste koning in de Middeleeuwen. Eenvoudige ontstekingen die de huisarts vandaag de dag behandelt, konden toen zorgen voor een vroege dood. De dorpen en steden in het Maasland werden bevolkt door mensen die niet volgroeid waren, omdat ze als kind honger hadden geleden. Velen liepen kreupel door slecht geheelde breuken. Gebitten waren al op jonge leeftijd zo beschadigd, dat gewoon eten moeilijk was geworden. Voor vrouwen was het krijgen van kinderen gevaarlijk. Het aantal miskramen was hoog en veel moeders overleden in het kraambed. Van de baby’s haalde maar één op de drie de vijfde verjaardag. Mensen die slecht gevoed zijn en zelden medische zorg krijgen, kunnen relatief snel ziek worden door ‘epidemieën’: besmettelijke ziektes die zich razendsnel verspreidden. Het bekendst is de pestepidemie van de veertiende eeuw. Deze ‘Zwarte Dood’ – die zo heette vanwege de zwarte, donkerblauwe of donkerpaarse bulten op het lichaam – richtte in heel Europa een slachting aan onder de bevolking. Zo heerste de epidemie in 1469 in Venray.
Hongersnood en ondervoeding
Ook de voedselvoorziening was echt een probleem. In de landbouw werkten de mensen volgens eeuwenoude tradities en gebruiken. De bemesting van het land was primitief. Elk jaar bleef daarom een deel van de vruchtbare grond onnodig braak (onbewerkt, leeg) liggen. Bijna iedereen werkte in de landbouw, maar zelden was de oogst genoeg voor allen. Zelfs als het weer gunstig was en de oogst overvloedig, betekende dat slechts voldoende voedsel tot aan de jaarwisseling. Daarna wachtten de mensen op de nieuwe oogst tijdens of na de zomer. Maar vaak was de oogst helemaal niet goed. Dan stegen de prijzen enorm, omdat de vraag gelijk bleef. Alleen de grote landbezitters profiteerden. Zij konden nog graan en andere producten op de markt brengen. De kleine boeren hadden de opbrengst van het land hard nodig voor hun eigen levensonderhoud. Ambachtslieden verkochten minder omdat iedereen noodgedwongen het geld moest steken in voedsel, maar ze moesten wel de hogere voedselprijzen betalen. Hongersnoden – voor iedereen of voor delen van de bevolking – kwamen dus regelmatig voor. Geen wonder dat er allerlei pogingen werden ondernomen om meer grond voor de landbouw geschikt te maken. Dat kon makkelijker dankzij op het eerste gezicht kleine, maar belangrijke veranderingen die in de loop van de tijd in de landbouw plaatsvonden. Zo werd de ploeg verbeterd. Steeds vaker werd bovendien een paard gebruikt als trekdier in plaats van een os. Ondanks zulke pogingen groeide de bevolking sneller dan de opbrengst van de landbouw. En dus was er geregeld hongersnood, of was de voeding zo eenzijdig dat de bevolking verzwakte.
Oorlogen
Ten slotte was er de altijd aanwezige dreiging van oorlog. Ook deze historische canon staat vol met kleinere en grotere gewapende conflicten. Voor de bevolking van de streek waar de gevechten plaatsvonden, betekende oorlog een regelrechte ramp. De legers bestonden vaak uit huurlingen die slecht georganiseerd waren en onregelmatig of niet betaald kregen. Op hun tocht door een gebied trokken ze door velden en vernielden ze gewassen. Ook plunderden ze dorpen, op zoek naar voedsel. Wie tegenstand bood, overleefde dat bijna nooit. Dat wij ons nauwelijks kunnen voorstellen hoe zwaar de meeste mensen het in de Middeleeuwen gehad moeten hebben, komt vooral omdat wij het zó anders gewend zijn. De schappen in onze supermarkten zijn gevuld, we zijn verzekerd van gezondheidszorg en onze inkomens kunnen niet zakken beneden een minimum. De inwoners van het Maasland hadden daar 1000 jaar geleden totaal geen weet van. Ze wisten niet beter dan dat elke dag weer rampspoed kon brengen. Toch probeerden zij er het beste van te maken. Ook toen konden mensen genieten van de mooie dingen: ze werden verliefd en waren blij met de komst van een kind. Dat daar ellende en verdriet tegenover stonden, hoorde simpelweg bij de alledaagse werkelijkheid.