Vanwege het grote brandgevaar is het vanaf 1870 verboden om binnen de bebouwde kom van Vleuten woningen met een dakbedekking van stro of riet te bouwen. Ondanks dit verbod brandt in 1898 een deel van het dorp Vleuten af. Op 2 oktober van dat jaar breekt in de hooiberg achter de hofstede en tapperij Van Dijk brand uit. Het vuur grijpt snel om zich heen en slaat in korte tijd over naar het naastgelegen schildersbedrijf. Ook de hooibergen en hofstede van de broodbakkerij en de daarnaast gelegen woning vatten vlam.
De brand is veroorzaakt door met vuur spelende kinderen in de hooiberg. De brand woedt zo hevig, dat de brandspuit van Vleuten niet in staat is deze te bestrijden. Brandspuiten uit De Meern, Oudenrijn en Utrecht worden opgeroepen om de Vleutense brandweerlieden bij te staan en ternauwernood wordt voorkomen dat het hele dorp afbrandt.
De schade aan de dorpskern is enorm. Uit de getroffen panden is vrijwel niets van de inventaris gered. De schade wordt geraamd op ƒ 25.000. Gelukkig zijn de meeste getroffenen verzekerd tegen brandschade. Slechts twee armlastige gezinnen zijn alles kwijt. De afgebrande panden worden op dezelfde plaats herbouwd.
Tien jaar na de brand van Vleuten zal de gemeente een stoombrandspuit aanschaffen, waarmee Vleuten een van de eerste gemeenten is die een stoombrandspuit bezit.