Wanneer tegenwoordig een baby sterft, is dat uitzonderlijk. Onze artsen kunnen veel medische problemen oplossen of in ieder geval een stuk draaglijker maken. Bovendien worden kinderen bijna altijd in een veilige omgeving geboren en is er meestal voldoende voeding. Wat echter maar weinig mensen weten, is dat dit nog niet heel lang zo is. Tot ver in de negentiende eeuw waren de overlevingskansen voor zuigelingen en kinderen aanzienlijk minder goed. Met name baby’s zijn de meest kwetsbare groep in elke samenleving. Ze kunnen zelf niet zorgen dat ze te eten krijgen. Sterker nog: ze kunnen zichzelf niet eens warm houden!
Zuigelingensterfte
In de tijd vóór 1875 was de kans dat een baby de eerste verjaardag haalde hooguit 75 procent. Eén op de vier kinderen overleed in het eerste levensjaar. Hiervoor zijn enkele oorzaken te noemen. Ten eerste werden moeders die elke twee jaar een kind kregen steeds minder gezond. Zwanger zijn, een bevalling doormaken en daarna borstvoeding geven – dit alles vergde veel van hun lichaam. Ten tweede kregen moeders regelmatig onvoldoende voedsel binnen en moesten ze hard werken. Hun kinderen waren daardoor kleiner en dus kwetsbaarder. Omdat de kennis over hygiëne nog niet zo groot was, stierf ten derde een groot aantal baby’s bij de bevalling. Dat gold trouwens ook voor de moeders zelf: veel vrouwen overleefden het kinderbed niet door kraamvrouwenkoorts, een ziekte. Bedenk daarbij dat de woningen in de winter nauwelijks konden worden verwarmd en in de zomer moeilijk konden worden afgekoeld.
Voeding
Het grootste gevaar voor de pasgeborenen vormde de voeding. Zoals gezegd waren moeders, zeker als ze meer kinderen hadden gekregen, zo verzwakt dat het geven van borstvoeding een serieus probleem kon zijn. Dat gold extra voor vrouwen die buitenshuis werkten. Hun baby’s waren overgeleverd aan kunstmatige voeding. De mensen zagen dit probleem toen al. Zo schreef koning Lodewijk Napoleon (1778-1846) in 1809 aan zijn onderdanen in het huidige Nederland dat vrouwen meer en beter borstvoeding moesten geven om de zuigelingensterfte te beperken. Was die kunstmatige voeding dan zo gevaarlijk? Als de baby’s geen borstvoeding kregen, werden ze gevoed met een pap die was bereid uit koemelk. Die was niet gesteriliseerd en erg bederfelijk. De dodelijke gevolgen hiervan werden vooral in de zomermaanden zichtbaar, wanneer de zuigelingensterfte in snel tempo kon oplopen. In deze tijd van het jaar kregen baby’s vaak bedorven melkpap. Maag- en darmproblemen waren de belangrijkste oorzaak van de sterfte onder de pasgeborenen. In de wintermaanden kwamen daar verkoudheden en longontstekingen bij.
Artsen
De artsen probeerden moeders en kinderen te redden van de dood en te genezen van ziekten. Maar tegen ondervoeding konden zij weinig beginnen. En hun kennis was destijds beperkt. Pas sinds halverwege de twintigste eeuw konden ontstekingen worden bestreden met antibiotica. Tot die tijd kon een eenvoudige infectie al dodelijk zijn. Bovendien werd een arts niet zo snel bij een zieke zuigeling geroepen. Daar zijn minstens drie redenen voor. In de eerste plaats kostte een arts geld. Hoe armer de ouders, des te minder konden zij zich dat veroorloven. Ten tweede vonden ouders het niet altijd nodig een arts te laten komen, omdat een kind zelf niet kon zeggen wat er aan de hand was. De derde reden is voor ons bijna niet te geloven. Bij heel wat arme mensen werd het moeilijker om alle monden te voeden naarmate er meer kinderen werden geboren. Wanneer af en toe iemand overleed, werd dat makkelijker geaccepteerd dan nu. Liever een gelukkig engeltje in de hemel dan een hongerig kind in een krotwoning, was dan de gedachte.
Gemiddeld veertig jaar
Het gevaar om jong te sterven, stopte niet na de eerste levensjaren. Nog tot het tiende levensjaar was de sterfte veel hoger dan wij gewend zijn. Van alle tien nieuwgeborenen haalde de helft de tiende verjaardag. Mensen in de zeventiende en achttiende eeuw werden gemiddeld veertig jaar oud. Dan lijkt het alsof er in die tijd helemaal geen bejaarden waren. Maar dat is helemaal niet waar. Bejaarden waren er zeker, maar al die baby’s en kinderen die jong overleden, haalden het gemiddelde naar beneden. Er zijn tegenwoordig genoeg mensen die praten over ‘de goede oude tijd’. Alles zou toen zo fijn geregeld en gezellig zijn geweest. Vind ook jij dat het vroeger beter was, nu je meer weet over zuigelingen- en kindersterfte?