Jood van de Kuute (HK 41), Strontjen (HK 82), de Linkse (HK 99), Goossen de Snottelikkert (HK 55). Zo maar een paar namen van vissers en de cijfers van hun 'skuuten'. Want als je in Harderwijk woonde hoorde je Karssen, Petersen, Klaassen of Foppen te heten. Maar hoe hield je ze uit elkaar? Over welke Foppen hebben we het en over welke Petersen? Daarom gebruikten de vissers bijnamen, niet om te schelden, maar om precies te kunnen zeggen wie werd bedoeld.
Onderhoud schepen
Als we het over vissers, visserij en werkgelegenheid hebben, moet niet alleen aan het vissen zelf worden gedacht. De vissersschepen of botters moesten ook onderhouden worden. Daarom was er werk voor scheepstimmerlieden. Als de zeilen kapot gingen of als er nieuwe zeilen moesten worden aangeschaft, kwam de zeilmaker in beeld. En natuurlijk waren er de nettenbreiers en nettenboeters, mensen die nieuwe netten voor de vissers maakten en netten repareerden.
Taanderijen
Daarmee zijn we er nog niet, want ook voor de taander was genoeg werk. Netten werden getaand, ofwel voorzien van een beschermend laagje om te voorkomen dat ze door het zoute water beschadigd werden. Er waren daarom in Harderwijk taanderijen waar je een keer in de twee weken je netten liet tanen. Sommige vissers deden het zelf en taanden dan ook vaak tegelijkertijd hun zeilen, want die gingen daardoor ook langer mee. Dat deden ze met 'kesjoek', eigenlijk caoutchouc, een soort rubber.
Scheepswerf
Een keer per jaar moest het schip naar de werf om goed nagekeken te worden. Vlak bij molen De Hoop is nog steeds een scheepshelling te zien waar schepen op het droge werden getrokken. Soms werd de smid erbij geroepen om het ijzerwerk aan boord te repareren. Op deze plek vind je nu het Bottermuseum.
Werkgelegenheid
Ook wat de vissers aan wal brachten zorgde voor werkgelegenheid. Er waren garnalenpelsters, palingrokers en natuurlijk de visafslag, in de omgeving van het tegenwoordige stadhuis, waar de gevangen vis werd verkocht. Kortom, bij visserij komt heel wat meer kijken dan alleen een aantal vissersschepen op zee. Feitelijk bestaat er een complete industrie omheen. Dat wordt ook bedoeld in de eerste alinea van dit venster: de visserij zorgde voor veel werkgelegenheid. Topjaren waren 1890 met 130 en 1905 met 136 schepen. Het absolute hoogtepunt was 1915 met 162 geregistreerde vissersschepen. Naar schatting leefden aan het begin van de twintigste eeuw zo'n tweehonderd gezinnen van de visserij.
Monument
Vissen was niet alleen een zwaar beroep, maar ook tamelijk gevaarlijk. Bij het beeld van het vissersvrouwtje aan de haven is een plaquette bevestigd met veertig namen. Het zijn de namen van Harderwijker vissers die de afgelopen twee eeuwen op zee zijn omgekomen, soms al heel jong. Sommigen zijn bij stormweer overboord geslagen, anderen verongelukten op de Zuiderzee.
Leugenbank
De vissers 'in ruste' zaten vaak op de leugenbank aan de haven en vertelden sterke verhalen over hun belevenissen. Die leugenbank is inmiddels in ere hersteld, de oale Harderwiekers blijken nog steeds een rijke fantasie te hebben.
Rechten
Canoncommissie Harderwijk, CC-BY-NC