Groep 1
Allerlei geluiden komen op Mees, Lise, Mats en Anne af. Ze zijn beland in een donkere ruimte. Er zijn geen ramen en het stinkt er.
Mees loopt naar de plek waar het meeste vandaan komt.
‘Mees, blijf hier!’ schreeuwt Lise. Hij rent achter Mees aan en trekt aan zijn hand.
‘Wat is er?’ zegt Mees kortaf. Hij kijkt Lise aan.
‘Er is niets, maar het is gevaarlijk daar.’
Anne en Mats lopen naar de andere twee. Ze horen geluiden van niet-geoliede machines en ijzer dat langs elkaar schuurt.
‘Zo jongelui,’ schreeuwt de zware stem weer. Anne weet het, het is Jan Pieterszoon Coen weer. ‘Welkom in 1868.’
Mees, Anne, Lise en Mats zijn beland in 1868 in Haarlem. Ze zijn beland in een oude textielfabriek. Wanneer zij verder lopen zien ze allerlei fabrieken en kinderen die mee moeten helpen. Een klein jongentje zit onder een weefgetouw en raapt losse stukjes katoen. Lise vindt dit erg zielig voor dit jongetje en helpt hem de kleine stukjes stof op te rapen. Maar dan komt het weefgetouw terug, maar dan?
Plotseling komt de fabrieksbaas naar de kinderen toe gelopen en vraagt aan hen wat ze hier aan het doen zijn. Ze antwoorden met niets en zo zet de baas hen aan het werk. Ze moeten vervelende klusjes doen. Op de een of andere manier weten ze toch te ontsnappen en komen ze buiten te recht voor het station van Haarlem.
Overleg ook met het andere groepje over een goeie overgang van jullie twee verhalen. Maar laat jullie verhaal aan niemand anders weten van de klas. Dit moet een geheim blijven, anders is het niet meer spannend.
Groep 2
Hijgend rent Mees naar buiten, gevolgd door de rest. Ze komen terecht op een straat waar veel mensen zijn. In de verte fluit een trein.
‘We moeten daar heen,’ zegt Mees. Mats rent achter hem aan.
‘We moeten hier zo snel weg.’
Lise komt naast de twee jongens rennen. ‘Dat die kinderen dat uithouden. Mijn nagels zijn nu al gebroken. Ze moeten echt een nieuwe kleur nagellak hebben. En je make-up, zij leven gewoon zonder make-up. Wie kan dat?’
‘Zeur nu niet zo en ren door.’
‘Hopelijk kunnen we nog net de trein halen,’ zegt Anne.
Wanneer de vier kinderen zijn ontsnapt aan de vreselijke fabrieksbaas, komen ze terecht bij een oud treinstation. Ze willen eigenlijk een treinkaartje halen, maar de verkoper vraagt waar hun ouders is. Kunnen ze toch nog me met de trein?
De trein gaat naar Amsterdam, en komt plotseling midden in het weiland stil te staan. Mats vraagt aan de conducteur wat ze moeten doen, maar dan blijkt er brand te zijn in de locomotief. En wat gebeurd er dan?
Overleg ook met het andere groepje over een goeie overgang van jullie twee verhalen. Maar laat jullie verhaal aan niemand anders weten van de klas. Dit moet een geheim blijven, anders is het niet meer spannend.
Jullie gaan een verhaal schrijven van ongeveer anderhalf A4’tje lettertype Calibri 12van ongeveer 600 woorden dat tijdens de Industriële Revolutie afspeelt. Het verhaal moet historisch kloppen. Zo kunnen er geen auto’s voor komen in een verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen of zijn er geen Romeinse soldaten in de Gouden Eeuw.
Bedenk altijd hoe het verhaal loopt. Beantwoord de vragen hieronder voordat je begint te schrijven.
Wie?
Waar?
Wanneer?
Wat?
Hoe?
Beschrijf kort wat jullie gaan vertellen in het begin, midden en het einde. (gebruik minimaal 30 woorden)
Maak een schets van hoe jullie tekening er uit gaat zien. Dit hoeft nog niet netjes te zijn, het is een schets.